Observeren

Observeren




Observeren
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Observeren




Observeren

Slide 1 - Tekstslide

Zintuigen

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Kun je het verschil tussen objectief en subjectief benoemen
  • Ken je het begrip observeren
  • Ken je het verschil tussen HALO en HORN
  • Ken je verschillende observatiemethoden
  • Weet je waarom je een observatieplan gebruikt en hoe je deze in moet vullen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is observeren?

Slide 4 - Open vraag

Observeren is:
1. Bewust en doelgericht waarnemen van gedrag.
2. Verzamelen van feitelijke informatie, en zo feitelijk beschrijven van wat je hoort en ziet.

Slide 5 - Tekstslide

Gerichte observatie: is doelgericht, bewust, volgens bepaalde methode kijken en waarnemen.


Vrije observatie: onderdeel van je dagelijks werk, je onthoudt alleen wat je opvalt

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 7 - Open vraag

Deze persoon mag zeker
 mee-eten bij mij thuis.
X JA
X NEE

Slide 8 - Tekstslide

Deze persoon mag later op mijn kinderen passen
X JA
X NEE

Slide 9 - Tekstslide

Deze persoon is betrouwbaar 
X JA
X NEE

Slide 10 - Tekstslide

Objectief en Subjectief
Objectief:
' Shamsz zegt dat ze moe is'
'Fleur heeft drie boterhammen gegeten'
'Benjamin stelt veel vragen'

Subjectief:
'Shamsz is moe'
'Fleur heeft veel gegeten'
'Benjamin zeurt veel'


Slide 11 - Tekstslide

Hoe zorg je voor een objectieve observatie?
  • Is helemaal objectief observeren wel mogelijk?

  • Beschrijf wat je ziet, hoort, ruikt, (letterlijk!) voelt en voorkom de  volgende valkuilen: 
           Stemming
           Halo effect 
           Horn effect
           Eigen mening van observator


Slide 12 - Tekstslide

De deur kan open en dicht
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quizvraag

De toets Nederlands gisteren was makkelijk
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quizvraag

Wat een vervelend kind
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 15 - Quizvraag

Sneeuw is wit
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 16 - Quizvraag

Kokend water is heet
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 17 - Quizvraag

Deze docent is aardig
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 18 - Quizvraag

Goed gedaan! 

Dus iedereen kan objectief observeren toch?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Halo effect = positief

Het kan er voor zorgen dat je een boek hogere beoordelingen geeft als je vindt dat het geschreven is door een aantrekkelijke auteur of als je de cover van het boek echt prachtig vindt.

Ook als een potentiële werkgever de sollicitant aantrekkelijk of sympathiek vindt, is de kans groter dat hij de persoon ook intelligent, competent en een goede match voor de baan vindt.


Slide 23 - Tekstslide

Horn effect = negatief
Piet is slecht in wiskunde en scoort gemiddeld een 4. Bij een pittig proefwerk scoort hij een 9. De docent vraagt zich even af hoe Piet die 9 heeft gehaald, heeft hij afgekeken?

Slide 24 - Tekstslide

Welke observatiemethoden en technieken ken je?

Slide 25 - Open vraag

Welke observatiemethoden ken je? 
  • Participerende observatie, onderzoeker en begeleider tegelijk
  • Niet-participerende observatie, uitsluitend als toeschouwer
  • Gestructureerde observatie, Je bepaalt vooraf welk gedrag je wilt observeren
  • Ongestructureerde observatie, je kijkt naar algemene aspecten van het gedrag, vaak bij nieuwe cliënten

  • Event sampling, hoe vaak komt gedrag voor binnen een bepaalde periode
  • Time sampling, steeds opnieuw korte observatie in een korte tijd

Slide 26 - Tekstslide

4 hoofdgroepen:

1. Participerend/gestructureerd​
2. Participerend/ongestructureerd
3. Niet-participerend/gestructureerd​
4. Niet-participerend/ongestructureerd​

Slide 27 - Tekstslide

Een observatieplan gebruiken...

Slide 28 - Tekstslide

Vraagstelling
1. Wie je gaat observeren -> ( M.)
2. Welk aspect van het gedrag je gaat observeren -> (aandacht)
3. In welke situatie je gaat observeren -> (tijdens de uitleg van een activiteit)


Slide 29 - Tekstslide

Casus
Jij bent begeleider  voor kinderen . 
De ouders van Tessa  (Tessa is 3 jaar met 2 paarden staartjes) merken dat Tessa het moeilijk vind om te delen met haar zusje en weten niet of dit "normaal"gedrag is (gedrag dat bij een  3 jarige hoort) Ze schakelen jou in om hun kind objectief te laten observeren.
Dit zal jij doen en je geeft aan dat je je bevindingen aan de ouders zal terugkoppelen.

Tijdens jet observeren kijk je naar: 
Wat gebeurde er? Wat was de aanleiding? Wat deed de Tessa? Hoe reageerde het zusje hierop?
En alle andere bijzonderheden.

(Aantekeningen tellen voor cijfer)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Gegevens van de observatie vastleggen

Hoe ga je de gegevens van de observatie vastleggen? ​


Beschrijvend ​(kwalitatief)
Observatieschema​
Codeersysteem​ (codetaal)
Beoordelingsschaal


Slide 32 - Tekstslide

Voorbeelden van noteren

Slide 33 - Tekstslide

Hulpmiddelen

Pen en papier​
Camera​
Spel/speelgoed​
Klok/timerstopwatch
Spiegel

Slide 34 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd
  • Kun je het verschil tussen objectief en subjectief benoemen
  • Ken je het begrip observeren
  • Ken je het verschil tussen HALO en HORN
  • Ken je verschillende observatiemethoden
  • Weet je waarom je een observatieplan gebruikt en hoe je deze in moet vullen

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide