Onderwerp klas 1

j.j.wintermans@tilburguniversity.edu
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

j.j.wintermans@tilburguniversity.edu

Slide 1 - Tekstslide

Geen leesboek?

Lezen kort verhaal!

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica: persoonsvorm, voltooid deelwoord, infinitief, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, zinsdelen

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan de persoonsvorm in de zin vinden.
Je kan het verschil uitleggen tussen een vdw, pv en inf.
Je kan het wwg in de zin vinden.
Je kan het onderwerp in de zin vinden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze les
Uitleg met quizvragen
Vragen maken
Afsluiting en huiswerk

Slide 6 - Tekstslide

Infinitief
Het infinitief wordt ook wel het hele werkwoord genoemd.

Let op! Niet alle hele werkwoorden in een zin zijn een infinitief.

Een infinitief wordt altijd gecombineerd met een persoonsvorm. 

Slide 7 - Tekstslide

Infinitief
Wij willen = pv
Wij zouden dat willen weten = inf (2x)
Ik zou dat niet weten = inf

Slide 8 - Tekstslide

Infinitief 
Wij gaan een appeltaart maken.

De persoonsvorm van deze zin = 'gaan'.
'gaan' kan dus geen infinitief zijn.
'maken' blijft wel over, dit is wel een infinitief.
Dus:
'gaan' = persoonsvorm, 'maken' = infinitief.

Slide 9 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- Het voltooid deelwoord is  niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Ik heb gedanst
Ik ben verrast
Jij was vergeten aan te bellen

Slide 11 - Tekstslide

Dus...

Wij pakken = pv
Wij willen dat pakken = inf
Wij hebben dat gepakt = vd

Slide 12 - Tekstslide

Let op!

Wij vergeten = pv
Wij willen dat vergeten = inf
Wij zijn dat vergeten = vd

Slide 13 - Tekstslide

Is 'vervallen' een infinitief, voltooid deelwoord of persoonsvorm?
De speciale voorwaarden zijn volgens de medewerker vervallen.
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm

Slide 15 - Quizvraag

Is 'afspreken' een persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord?

Wanneer zullen zij weer eens afspreken?

A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Is 'heeft' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

De jongen heeft een rondje gelopen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 17 - Quizvraag

Is 'gelopen' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

De jongen heeft een rondje gelopen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 18 - Quizvraag

Is 'zijn' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

Wij zijn vorige week gaan winkelen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 19 - Quizvraag

Is 'gaan' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

Wij zijn vorige week gaan winkelen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 20 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
= alle werkwoorden in een zin

Wij zouden het antwoord op die vraag willen weten.
pv = willen
zouden willen weten = wwg

Slide 21 - Tekstslide

Onderwerp
Wie/wat + wwg?

De boontjes worden gedopt door de jongen.
Wie/wat worden gedopt? De boontjes
De jongen dopt de boontjes.
Wie/wat dopt? De jongen

Slide 23 - Tekstslide

"Hij zou het hebben willen doen."

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

A
zou
B
zou hebben
C
zou hebben willen
D
zou hebben willen doen

Slide 25 - Quizvraag

"Ik heb je nog zo gewaarschuwd!"

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ik heb
B
gewaarschuwd
C
heb
D
heb gewaarschuwd

Slide 26 - Quizvraag

1.a.

   1 heb = persoonsvorm
   2 gelezen = voltooid deelwoord
   3 heeft = persoonsvorm
   4 onderzocht = voltooid deelwoord
   5 is = persoonsvorm
   6 zal = persoonsvorm
   7 afleiden = infinitief/hele werkwoord
   8 kan = persoonsvorm
   9 gebruiken = infinitief/hele werkwoord
   10 leert = persoonsvorm


Slide 27 - Tekstslide

2

2 a 1 kregen
 2 stuurde
 3 kun
 4 vermaakten
 5 Fiets
 6 heb
 7 wordt
 8 Hebben

b Als je de tijdproef of de getalproef toepast, verandert alleen in zin 1 de werkwoordsvorm kopen in kochten of koopt. In zin 2 verandert de werkwoordsvorm zullen en niet kopen. Dit bewijst dat alleen in zin 1 kopen de persoonsvorm is.



Slide 28 - Tekstslide

3


1 veranderde
2 probeert te kijken
3 zal heten
4 moet laten opereren
5 zet op
6 gooi weg
7 knipte af
8 leidt rond



Slide 29 - Tekstslide

Maken
p. 92-97
In boek: opdr. 4-5
of: Online: Hoofdstuk 4 Taalverzorging 2, 4.1. Grammatica, Onderwerp, 4-5 (kiezen: boek of online)
Opdracht 1-3 in boek gemaakt?
Nu nakijken. Zoek de presentatie in je LessonUpaccount.
Online gemaakt? Niet nakijken. (is al gedaan)

Slide 30 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het onderwerp van de zin te vinden?

Slide 31 - Open vraag