H5 Spelling

Spelling hoofdstuk 5
- Komma
- Dubbele punt
- Aanhalingstekens
- Puntkomma
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling hoofdstuk 5
- Komma
- Dubbele punt
- Aanhalingstekens
- Puntkomma

Slide 1 - Tekstslide

Komma
  • Gebruik je voor of na een aanspreking: 
    Jessica, kun je die som even op het bord schrijven?
  • Gebruik je bij opsommingen (maar niet voor en): 
    - Ik ga morgen naar Rotterdam, Den Haag en Leiden. 
  • Gebruik je tussen twee persoonsvormen:
    - Als onze hond naar de dierenarts moet, krijgt hij altijd eerst een snoepje.

Slide 2 - Tekstslide

Komma
  • Gebruik je voor en achter een bijstelling:
    - Ik wil graag op stedentrip naar Berlijn, de hoofdstad van Duitsland, omdat mij dat een mooie stad lijkt. 
  • Gebruik je tussen een hoofdzin en bijzin, als de delen te lang zijn:
    - Ik heb een onvoldoende gehaald voor de toets, omdat ik niet zo goed geleerd heb de afgelopen weken. 
Tip
Vóór voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kan meestal het best een komma worden geplaatst.


Slide 3 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Een citaat (directe rede):
    - De meester zei: 'Rekenen en taal zijn de belangrijkste vakken op de basisschool.'
  • Een gedachte: Ik dacht: wat is Nederlands toch moeilijk af en toe.
  • Een opsomming mét aankondiging: Ik heb vanmiddag de volgende vakken: rekenen, taal, aardrijkskunde en muziek.
  • Een uitleg of toelichting: (leesteken i.p.v. 'want' of 'namelijk')
    - Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.                      -  Mia komt niet naar school vandaag: ze is ziek.

Slide 4 - Tekstslide

Aanhalingsteken
  • Gebruik je bij citaten (de letterlijke woorden die iemand zegt):
    - Jan zegt: 'Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam.'                                                                                      - Jan dacht: Ik wil nooit meer weg uit Amsterdam.                                                                                              - 'Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam' , zei Jan.                                                                                        - ' Het mooiste deel van Amsterdam,' sprak hij bewonderend, 'is de grachtengordel'.                      - 'Ga je mee naar Amsterdam?'  vroeg Jan.                             
  • Gebruik je als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: 
    Hoe schrijf je het woord 'onmiddellijk'?
  • Gebruik je als het woord of de woordgroep op een bepaalde manier gebruikt wordt (bijvoorbeeld spottend): 
    - Toen de klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren. 

Slide 5 - Tekstslide

Puntkomma
  • Gebruik je tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen:
    - Ik kom iets later; ik sta namelijk nog in de file.
  • Gebruik je na een woord of woordgroep in een opsomming die onder elkaar staat. De laatste krijgt een punt. Voorbeeld op volgende dia

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vragen?

Slide 8 - Tekstslide

Aan het werk - eerste 10 minuten volledig stil
Daarna samenwerken en overleg met persoon naast je (niet met andere klasgenoten)


Maken en nakijken opdrachten Spelling paragraaf 6  (blz. 254 - 255) 

Al klaar? Maak opdrachten op het stencil over alle SO-stof.

Slide 9 - Tekstslide

Verschil dubbele punt en puntkomma

Door de aankondigingsfunctie van de dubbele punt hoeft de tweede deelzin geen zelfstandige zin te zijn. Na een puntkomma moet in principe wel een volledige zin volgen, met een persoonsvorm.

Slide 10 - Tekstslide