H5 - Jeudi 2 décembre 2021

Jeudi 2 décembre 2021
Havo-5 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Jeudi 2 décembre 2021
Havo-5 

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
  • Réviser la grammaire (het lidwoord) 
  • Doornemen voca 'Lire' (leçon 2) 
  • Lire, leçon 2: faire des exercices 1 - 4 

Slide 2 - Tekstslide

Het lidwoord
  • Het onbepaald lidwoord
  • Het bepaald lidwoord
  • Samentrekkingen
  • Bijzonderheden rond het bepaald lidwoord
  • Het delend lidwoord
  • Geen lidwoord  
  • Landennamen met lidwoord 

Slide 3 - Tekstslide

Het onbepaald lidwoord 
Het lidwoord 'een' wordt vertaald met un (m) of une (v)
Het meervoud van un of une is des. Dit wordt in het Nederlands niet vertaald.

un garçon = een jongen
des garçons = jongens 

Slide 4 - Tekstslide

Het bepaald lidwoord 
De lidwoorden 'de' en 'het' worden vertaald met le of la. Het meervoud is les
Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l'. 

le moment = het moment                   la tarte = de taart
l'organisation = de organisatie        les filles = de meisjes                          

Slide 5 - Tekstslide

Samentrekkingen
Het bepaald lidwoord wordt soms samengetrokken met 'de' (van, uit). 

de + le                    du               le chien du garçon 
de + la     =            de la           le quai de la gare
de + l'       =            de l'            la réception de l'hôtel
de + les                 des             la fête des jeunes 

Slide 6 - Tekstslide

Samentrekkingen 
Het bepaald lidwoord wordt soms samengetrokken met à (in, naar, op, tegen...).

à + le                  au         Je suis au stade.
à + la   =            à la       On paye à la caisse. 
à + l'     =            à l'         Je vais à l'étranger. 
à + les               aux       Il parle aux enfants. 

Slide 7 - Tekstslide

Bijzonderheden rond het bepaald lidwoord 
Soms gebruik je een bepaald lidwoord (le, la, l', les) als er in het Nederlands geen lidwoord wordt gebruikt. 

  • Voor een algemeen gebruikt zelfstandig naamwoord.
  • Na de werkwoorden aimer, détester, adorer, préférer, ook als je ze ontkennend gebruikt of als er een woord van hoeveelheid bij staat. 
  • Bij een beschrijving van uiterlijk.
  • Voor data.
  • Voor dagen van de week als iets iedere week gebeurt. 

Slide 8 - Tekstslide

Bijzonderheden (vervolg)
Voor algemeen gebruikt zelfst. nw.
Les bébés dorment beaucoup. 
Baby's slapen veel. (= alle baby's)

Le sport est bon pour la santé. 
Sport is goed voor de gezondheid. (=sport in het algemeen)

Slide 9 - Tekstslide

Bijzonderheden (vervolg)
Na aimer, détester, adorer, préférer
Mes parents adorent le jazz. Mijn ouders zijn dol op jazz. 
Je préfère le thé. Ik heb liever thee.
Elle ne déteste pas la biologie. Zij heeft geen hekel aan biologie.
Paul aime beaucoup les chats. Paul houdt veel van katten. 

Slide 10 - Tekstslide

Bijzonderheden (vervolg)
Bij een beschrijving van uiterlijk
Il a les cheveux bruns. 
Hij heeft bruin haar. 

J'ai la jambe cassée. 
Ik heb een gebroken been. 

Slide 11 - Tekstslide

Bijzonderheden (vervolg)
Voor data

Aujourd'hui, c'est le 14 juillet. 
Vandaag is het 14 juli.

Slide 12 - Tekstslide

Bijzonderheden (vervolg)
Voor dagen van de week als iets iedere week gebeurt

Je m'entraine le samedi.
Ik train 's zaterdags. 

Le mercredi, c'est jour de marché. 
Op woensdag is het marktdag. 

Slide 13 - Tekstslide

Het delend lidwoord 
Je gebruikt het delend lidwoord als het om een onbepaalde hoeveelheid gaat. Er is dan in het Nederlands geen lidwoord. 

Tu veux du pain? Wil je brood?
Je prends de l'eau. Ik neem water.

Slide 14 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Geen lidwoord in het Nederlands?
mannelijk enkelvoud                      du 

vrouwelijk enkelvoud                     de la 

voor klinker/stomme h                  de l'

voor meervoud                                 des 

Slide 15 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Maar let op!

Na een ontkenning of een hoeveelheidswoord, veranderen de delende lidwoorden in de/d'. 

Slide 16 - Tekstslide

Het delend lidwoord 
Pascale boit du lait.                        Pascale drinkt melk.
Pascale boit un verre de lait.      Pascale drinkt een glas melk. 

Je gagne de l'argent.                     Ik verdien geld.
Je gagne beaucoup d'argent.    Ik verdien veel geld. 

Slide 17 - Tekstslide

Het delend lidwoord 
Andere woorden van hoeveelheid:
un kilo = een kilo
200 grammes = 200 gram
une tasse = een kopje
un morceau = een stuk
énormément = enorm veel
combien = hoeveel 
peu = weinig
un peu = een beetje 
etc. 

Slide 18 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Na een ontkenning
Je ne bois pas de vin.                               Ik drink geen wijn.
Je ne mange plus d'épinards.              Ik eet geen spinazie meer. 

Let op: als er être in de zin staat, dan gebruik je niet de/d'!
C'est un chat? - Non, ce n'est pas un chat. 

Slide 19 - Tekstslide

1. Tu veux encore ______ poisson (m)?
A
de la
B
le
C
du
D
la

Slide 20 - Quizvraag

2. Marie ne veut pas ______ salade.
A
de la
B
de
C
d'
D
des

Slide 21 - Quizvraag

3. Mon père aime beaucoup ____ chocolat. Toi aussi?
A
du
B
de
C
le

Slide 22 - Quizvraag

4. Il faut encore acheter un peu ____ sel (m).
A
de
B
du
C
le

Slide 23 - Quizvraag

5. Éric a ____ yeux marron.
A
des
B
les
C
le

Slide 24 - Quizvraag

6. _____ sucre (m) est mauvais pour la santé.
A
du
B
de
C
le

Slide 25 - Quizvraag

7. Je ne déteste pas ____ films d'action.
A
les
B
le
C
des
D
de

Slide 26 - Quizvraag

8. Il y a combien _____ élèves dans votre classe?
A
des
B
de
C
les
D
d'

Slide 27 - Quizvraag

Geen lidwoord 
In sommige uitdrukkingen en woorden gebruik je geen lidwoord.

avoir faim                      J'ai faim.                  
avoir peur                      Nous avons peur. 
avoir envie de              Il a envie de travailler!
avoir besoin de           Elle a besoin de toi. 

quelques                      J'ai encore quelques questions. 
plusieurs                       Il y a plusieurs possibilités. 
telwoorden                  Deux baguettes, s'il vous plait. 

Slide 28 - Tekstslide

Landennamen met lidwoord 
Landennamen zijn in het Frans mannelijk ev., vrouwelijk ev. of meervoud. Ze krijgen het bepaald lidwoord (le, la, l', les). 

Bijna alle landen die eindigen op een -e, zijn vrouwelijk. 


Slide 29 - Tekstslide

Landennamen met lidwoord 
landennaam
in/naar
van/uit
vrouwelijk ev.
la France
l'Italie
en France
en Italie
de France
d'Italie 
mannelijk ev. 
le Japon 
au Japon
du Japon
meervoud
les Pays-Bas
aux Pays-Bas
des Pays-Bas

Slide 30 - Tekstslide

Devoirs 
Mercredi 8 décembre, 5e:
  • Leertoets 2: zie Classroom voor leerstof
  • Neem Monsieur Ibrahim mee! 

Slide 31 - Tekstslide

Devoirs 
Jeudi 9 décembre, 6e:
  • Monsieur Ibrahim: lire pages ... 

Slide 32 - Tekstslide