les articles

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Vendredi 2 decembre

Objectif d'apprentissage: apprendre les articles

Les articles ( de lidwoorden)

Welke lidwoorden ken je allemaal in het Frans?

Welke lidwoorden ken je allemaal in het Frans?

Bepaalde lidwoorden

Le ( man enk ) --> le chien --> de hond

la ( vr enk)--> la classe --> de klas

l'(  m/v enk begint met klinker of stomme h) --> l'école --> de school

les ( mv) --> les chiens --> de honden

Onbepaald lidwoord 

un ( man enk) --> un chien --> een hond

une ( vr enk) --> une classe --> een klas

des ( mv) --> des chiens --> honden

Delend lidwoord 

du/ de la / de l'/ des

Je gebruikt het delend lidwoord als er GEEN lidwoord of getal voor het znw staat in het Nederlands staat en als je de hoeveelheid niet weet.

Du 

Mannelijk enkelvoud

Il mange du pain avec du fromage.

Hij eet brood met kaas.

De la

vrouwelijk enkelvoud

Elle a acheté de la glace avec de la chantilly.

Zij heeft ijs met slagroom gekocht.

De l'

woorden in het enkelvoud die met een klinker beginnen.

Il boit de l'eau.

Hij drinkt water.

Des

Meervoud m/v

Il achète des bonbons au suermarché.

Hij koopt snoepjes in de supermarkt.

Attention!

Als je praat over dingen in het algemeen dan gebruik je in het Frans het bepaald lidwoord i.p.v. het delend lidwoord.

Mensen gaan graag uit eten.

Les gens aiment aller au restaurant.

Sport is goed voor je gezondheid.

Le sport est bon pour la santé.

Na een woord van hoeveelheid of ontkenning.

De delende lidwoorden du/ de la/ de l'/ des veranderen in de/ d'

Il boit un verre d'eau.

Il mange beaucoup de bonbons.

Elle ne mange pas de pain.

Attention!

Na een ontkenning veranderen onbepaalde ( un, une,des) en delende lidwoorden ( du/ de la/ de l'/ des ) in de / d' behalve bij être.

C'est une pomme. Ce n'est pas une pomme. 

Aimer/ détester/ préférer/ adorer/ hair/ supporter

Na deze werkwoorden gebruik je altijd een bepaald lidwoord, ook na de ontkenning

Exemple

Tu aimes les bonbons au chocolat.

Tu n'aimes pas les bonbons au chocolat.

Il déteste la glace à la vanille.

Il ne déteste pas la glace à la vanille. 

l’ article

1. Elle boit une tasse ... thé.

2. Tu veux ... coca? Non, je n’aime pas ... coca , je préfère ... eau.

3. Il n’achète jamais ... produits de luxe.

4. ... vieilles voitures contribuent à la pollution de l’air.

5. Je n’ai pas ... devoirs pour demain, heureusement.

6. Ce ne sont pas ... animaux dangereux.

Au travail 

Faire ex. 37 c et 38 b    p. 77