Volgorde zin vraagzin en bevestigende zin

Volgorde in een vraagzin en in

 een bevestigende zin.

Klare Taal Les 31
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Volgorde in een vraagzin en in

 een bevestigende zin.

Klare Taal Les 31

Slide 1 - Tekstslide

Een vraagzin is een zin met een vraag erin (en een ?).
In een bevestigende zin bevestigt het werkwoord iets over het onderwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden bevestigende zin
De leraar komt om half 9 op school.
De meiden gaan vanmiddag voetballen. 
De docent geeft een Nederlandse les.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden vraagzin
Ga jij vandaag naar school?
Maak jij je huiswerk af?
Kookt mama het eten vanavond?

Slide 4 - Tekstslide

In een vraagzin staat het werkwoord (vaak) vooraan!
Loop jij naar de bus?
Lig jij in bed?
Ga jij naar school?

Slide 5 - Tekstslide

Maak hier een vraagzin van:
Ik doe mijn broek aan.

Slide 6 - Open vraag

Maak hier een vraagzin van:
Ik eet mijn bord leeg.

Slide 7 - Open vraag

Tijdsbepaling in een zin
Wat is een tijdsbepaling?
Bijvoorbeeld: vandaag (ga ik naar school)

Slide 8 - Tekstslide

Maak hier een vraagzin van:
Mijn ouders gaan naar school.

Slide 9 - Open vraag

Tijdsbepaling in een zin
Wat is een tijdsbepaling?
Bijvoorbeeld: vandaag (ga ik naar school)
Bedenk zelf voorbeelden van een tijdsbepaling:

Slide 10 - Tekstslide

voorbeelden van tijdsbepaling:

Slide 11 - Open vraag

Bepalingen van tijd
zoals: even, straks, nu, morgen, komen vóór bepalingen van plaats.
Dus: ik ga vandaag naar de bioscoop.
Ik fiets morgen naar school. 

Slide 12 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
de kinderen gaan naar buiten straks.
B
de kinderen gaan straks naar buiten.

Slide 13 - Quizvraag

welke zin is goed?
A
de meisjes mogen vanmiddag snoep kopen.
B
de meisjes snoep mogen vanmiddag kopen.
C
vanmiddag mogen de meisjes snoep kopen.
D
de meisjes vanmiddag mogen snoep kopen.

Slide 14 - Quizvraag

welke zin is goed?
A
even moet ik naar de dokter
B
ik moet even naar de dokter
C
ik moet naar de dokter even

Slide 15 - Quizvraag

Maak een goede zin die begint met de tijdsbepaling:
jarig - morgen- ik -ben

Slide 16 - Open vraag

begin met de tijdsbepaling:
oma - fietsen - morgen - gaat

Slide 17 - Open vraag

Ik kom morgen om 10 uur even langs (mededeling)
Morgen om 10 uur kom ik even langs (nadruk op morgen)
Om 10 uur kom ik morgen even langs (nadruk op de tijd)

Slide 18 - Tekstslide

De kinderen lopen buiten in de regen (mededeling)
Lopen de kinderen buiten in de regen? (vraag)
Buiten lopen de kinderen in de regen (binnen is het droog!)
In de regen lopen de kinderen buiten (dat vinden ze leuk!)

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de oefeningen 1 tm 3, blz. 87
Vergelijk je antwoorden met je klasgenoot. 

Slide 20 - Tekstslide

Hoe Mowie de zon ving
1. Maak van 10 zinnen uit de tekst een vraagzin.
2. Zet in 5 zinnen er een plaatsbepaling in.
3. Zet in 5 zinnen er een tijdsbepaling in.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide