3.1 & 3.2 Migratie naar Nederland


Maatschappijkunde
Pluriforme samenleving §3 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
maatHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Maatschappijkunde
Pluriforme samenleving §3 

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdvraag §3.1
  • Waarom migreren mensen?
  • 3 motieven:
  1. Politieke
  2. Economische 
  3. Sociale 
Begrippen van §3.1
  • Emigratie
  • Immigratie
  • Politieke vluchteling
  • Arbeidsmigrant
  • Kennismigrant
  • Gezinsvorming
  • Gezinshereniging 

Slide 2 - Tekstslide

Emigratie > weggaan uit je eigen land
Immigratie > dat je een land binnenkomt 

Slide 3 - Tekstslide

De redenen waarom mensen hun land verlaten, zijn heel verschillend. 
- Bedenk 3 redenen waarom je zou verhuizen naar het buitenland?
- Leg uit waarom emmigratie ook altijd immigratie is. 

Slide 4 - Tekstslide

1. Politieke motieven
Politieke motieven hebben vaak te maken met oorlog en geweld. 
Mensen vluchten omdat ze in hun eigen land vervolgd worden of niet veilig zijn. 


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

2. Economische motieven
Mensen verhuizen naar een ander land vanwege werk- en carrieremogelijkheden. 
Er komen ook economische vluchtelingen naar Nederland. Dit zijn migranten die hun eigen land ontvluchten vanwege armoede en werkloosheid. 

Slide 7 - Tekstslide

3. Sociale motieven 
Ook relaties kunnen een aanleiding zijn om te emigreren. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Opdrachten:
Lezen 3.1 
Vragen bij 3.1
Opd. 14 / 15  
Begrippen: emigratie t/m gezinsvorming  

Slide 11 - Tekstslide


Maatschappijkunde
Pluriforme samenleving §3.2 

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdvraag:
  • Waar komen de immigranten in Nederland vandaan?
Begrippen:
  • Mensen uit vroegere koloniën. 
  • Gastarbeider
  • Asielzoeker
  • Vluchtelingen 

Slide 13 - Tekstslide

Immigranten na de Tweede Wereldoorlog
  • Koloniën van Nederland:
  1. Nederlands-Indië (nu Indonesië) en de Molukken; vanaf 1949 eigen land.
  2. Suriname; vanaf 1975 eigen land.
  3. Caribische deel; Was/is een onderdeel van Koninkrijk der Nederlanden (Nederland)

  • Gastarbeiders in de jaren 1960:
  1. Italië, Spanje, Griekenland / Marokko, Turkije
  2. Europeanen uit minder rijke landen (bijvoorbeeld: Polen, Bulgarije, Roemenië)

  • Asielzoekers/vluchtelingen:
  • Verschilt per periode, in totaal vanaf 1945 ongeveer 1.000.000 (1 miljoen) in Nederland.

Slide 14 - Tekstslide

Beantwoord: 
  • Op welke plekken hoger % mensen met een migratieachtergrond?
  • Bedenk voor een paar gebieden waarom vooral daar meer mensen met een migratieachtergrond wonen. Noteer steeds naam gebied+reden.

Slide 15 - Tekstslide

  • 5 typische onderwerpen/dingen uit de Nederlandse dominante cultuur.
  • 5 typische onderwerpen/dingen uit de Marokkaanse etnische subcultuur.
  • Klik op de link bij het woord ‘kijkopdracht’. Beschrijf van elke vrouw waarom ze naar Nederland gekomen is en gebruik waar mogelijk de begrippen uit je boek. 

Slide 16 - Tekstslide