H1 Spelling leestekens

De opdracht aan het begin van de les: 
Dictee

1. Schrijf je naam boven aan het blaadje; 
2. Schrijf de zinnen die de docent dicteert op op het blaadje; 
3. Zin 1 en zin 2 zijn een herhaling van de vorige les. 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De opdracht aan het begin van de les: 
Dictee

1. Schrijf je naam boven aan het blaadje; 
2. Schrijf de zinnen die de docent dicteert op op het blaadje; 
3. Zin 1 en zin 2 zijn een herhaling van de vorige les. 

Slide 1 - Tekstslide

H1 Spelling leestekens
Aan het einde van de les weet ik wanneer ik een: punt, komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken. 

Aan het einde van de les kan ik een: punt, komma, dubbele punt en aanhalingstekens correct toepassen in zinnen. 

Slide 2 - Tekstslide

Na een zelfstandige, mededelende zin komt een .... 
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe zin, gebruik je een ... 
Als twee zelfstandige zinnen samenhangen, vormt de tweede zin soms een toelichting bij de eerste zin. Je gebruikt dan een ... 
Punt
Komma
Dubbele punt

Slide 3 - Sleepvraag

Punt (.)
Aan het einde van een zin. 

Slide 4 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm(en) uit de volgende zin:
Wie in een glazen huis woont moet niet met stenen gooien.

Slide 5 - Open vraag

Dubbele punt (:)
1. Voor een aangekondigde opsomming. VB. In dit zwembad vind je van alles: bubbelbaden, glijbanen en een stroomversnelling.

2. Voor de directe rede of een citaat. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. 
VB. Max zei vol zelfvertrouwen: ‘Vanmiddag zal ik Lewis weer verslaan.’

3. Als het tweede deel van een zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel. 
VB. Ik ga naar Terschelling: je hebt daar prachtige stranden en mooie natuur. 
Je kunt de dubbele punt in dit geval ook vervangen door een komma + want.

Slide 6 - Tekstslide

Waarom is het leesteken in de volgende zin correct gebruikt?

Panda's zien eruit als beren, maar hun gedrag lijkt op dat van de katachtigen.

Slide 7 - Open vraag

Waarom is het leesteken in de volgende zin correct gebruikt?

Wie op de maan struikelt, valt niet hard, omdat de zwaartekracht gering is.

Slide 8 - Open vraag

Komma (,)
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. De komma staat dan:
1. Tussen twee persoonsvormen. VB. Als het morgen niet regent, gaan we naar een pretpark.

2. Voor voegwoorden, zoals: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat en zodra. VB. Mariah is gek op lezen, maar haar broer Lesley gaat liever skaten. ! Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

3. Voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan.  VB. De tweedeklassers, die (allemaal) te laat waren gekomen, kregen straf. VB. De tweedeklassers die te láát waren gekomen, kregen straf. (De andere niet.)

4. Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en). VB. In dit zwembad vind je bubbelbaden, glijbanen en een stroomversnelling.

Slide 9 - Tekstslide

Waarom is het leesteken in de volgende zin correct gebruikt?

De politie luistert veel criminelen af. Rechters zijn niet blij met die praktijk.

Slide 10 - Open vraag

Plaats de leestekens in de volgende zin:
vanwege de sneeuwval de gladheid en de ijzige kou ging de tijdrit niet door

Slide 11 - Open vraag

Aanhalingstekens
1. Bij de directe rede of een citaat. Let goed op de plaats van de leestekens. VB. Kijk, daar is Willem met de waterpomptang’, zei Ed Bever tegen Truus de Mier.
Heeft iemand mijn zonnebril gezien? vroeg Momfer de Mol. 
De kinderen vroegen Meneer de Uil: ‘Leest u ons voor uit de Fabeltjeskrant?’ 

Let op: bij de indirecte rede (waarbij je iemands woorden niet letterlijk weergeeft) en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens. 

2. Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis. VB. Schrijf je ‘smikkelen’ met één of met twee k’s?

Slide 12 - Tekstslide

Plaats de leestekens in de volgende zin:
jonas vraagt aan Ingmar mag ik drie eieren op je hoofd kapotslaan

Slide 13 - Open vraag

Maken opdracht 1, 2 en 3
Blz. 250

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden van de opdracht  aan het begin van de les: 
Zinnen: 

1. In het grasveld aan de overkant staat een klein pony'tje. 

2.  Mevrouw S. van Veen wil graag weten of we de hoofdletters op de juiste plek kunnen plaatsen. 

Slide 15 - Tekstslide

Let op: tussenvoegsels, zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als de voornaam of voorletter ervoor staat: Joke van der Steen, mevrouw J.S. de Groot-van der Steen, Bas van der Valk, Mounir el Hamdaoui.

Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter: de heer Van der Valk, mevrouw De Groot-van der Steen, de heer El Hamdaoui.

Slide 16 - Tekstslide

Puntkomma (;)
Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook. 

VB: Wij hebben een fijne vakantie gehad; vooral de eerste week hebben we ons goed vermaakt. 

Slide 17 - Tekstslide

Waarom is het leesteken in de volgende zin correct gebruikt?

Bij de reorganisatie vallen zeker ontslag; daarbij wordt niemand ontzien.

Slide 18 - Open vraag

Waarom is het leesteken in de volgende zin correct gebruikt?

Ik plaats zonnepanelen op het dak: ik wil besparen op mijn energierekening.

Slide 19 - Open vraag