*Spelling paragraaf 2, vwo2

Spelling paragraaf 2
Leestekens: 
- punt
- komma 
- puntkomma
- dubbele punt 
- aanhalingstekens
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling paragraaf 2
Leestekens: 
- punt
- komma 
- puntkomma
- dubbele punt 
- aanhalingstekens

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze lessenserie kun je: 
- punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten op correcte wijze gebruiken in een zin. 

Slide 2 - Tekstslide

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Panda's zien eruit als beren...maar hun gedrag lijkt op dat van katachtigen.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 3 - Quizvraag

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

De politie luistert veel criminelen af.... Rechters zijn niet blij met die praktijk.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 4 - Quizvraag

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Bij de reorganisatie vallen zeker ontslagen...daarbij wordt niemand ontzien.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 5 - Quizvraag

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Er zijn problemen met het spoor.... Veel treinen hebben dan ook vertraging.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 6 - Quizvraag

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Ik plaats zonnepanelen op het dak...ik wil besparen op mijn energierekening.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 7 - Quizvraag

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Wie op de maan struikelt...valt niet hard...omdat de zwaartekracht gering is.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 8 - Quizvraag

Gebruik van een punt (.)
Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt (.):

voorbeeld: 
We hebben een fijne vakantie gehad. 

Slide 9 - Tekstslide

Gebruik komma (,)
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe zin, gebruik je een komma: 
- tussen twee persoonsvormen
- voor voegwoorden als maar, omdat, zodat, doordat, nadat enz. 
(let op: er komt geen komma bij en en of). 
- als je de delen van de zin niet los uit kunt spreken: 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden komma
- Als jij niet belt, bel ik zelf wel even.
- Ik kan niet naar het feest, omdat ik dan op vakantie ben.
- We hebben een fijne vakantie gehad, die bovendien lekker lang duurde. 

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik puntkomma (;)
Als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen kun je een puntkomma gebruiken. 

Voorbeeld: 
Onze nieuwe computers zijn sneller dan de oude; ze zijn bovendien goedkoper.

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik dubbele punt (:)
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, vormt de tweede zin soms een toelichting bij de eerste zin. In dat geval verbind je de twee zinnen met een dubbele punt. Verder kun je de : vervangen voor , want. 

Voorbeeld: 
Ik ben er niet aan toegekomen: de gasten waren te laat weg.

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Hiermee geef je aan dat er iets aan de hand is met dat woord of stukje tekst. Dat kan zijn....

- Als je het precies opschrijft, zoals het gezegd wordt.
      vb. De docent zei: 'Nu allemaal even goed opletten.'

- Een citaat: dan schrijf letterlijk op wat er gezegd is.
     vb. "Als je klaar bent, ga je weer op de plaats zitten."

- Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
     vb.  Peter vindt het woord 'sporadisch' een raar woord.

Slide 14 - Tekstslide

 directe rede + komma

Slide 15 - Tekstslide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden

Meneer Van Noordenne zei: 'Ruim je spullen op.'

Meneer Van Noordenne vroeg: 'Ruim je je spullen op?'

Meneer Van Noordenne riep: 'Ruim je spullen op!'

'Ruim je spullen op', zei meneer Van Noordenne.

'Ruim je spullen op!', riep meneer Van Noordenne.

'Ruim je je spullen op?', riep meneer Van Noordenne.

'Ruim je spullen op,' zei meneer Van Noordenne, 'en ga alvast naar school toe.'

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1, 2, 3 en 5B van paragraaf 2 leestekens van spelling cursus 7

Slide 18 - Tekstslide