planmatig werken les 3

Planmatig werken
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Helpende zorg en welzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planmatig werken

Slide 1 - Tekstslide

Leervragen
  1. Wat doe je in de eerste fase van een werkplan?
  2. Wat doe je in de tweede fase van een werkplan?
  3. Hoe reflecteer en evalueer je een werkplan?
  4. Wat is reflecteren?

Slide 2 - Tekstslide

Werken met een werkplan
Als je een taak gaat uitvoeren, moet je met een werkplan werken. In een werkplan staat alles wat je moet weten over de taak. Er staat informatie in over de cliënt (welke cliënten zijn het), het doel dat je moet behalen en ook alle werkzaamheden die je moet uitvoeren. Moet je een lastige taak uitvoeren, dan kun je het werkplan erbij houden. Dit kun je raadplegen als je niet precies weet wat je moet doen of hoe je moet werken.

Slide 3 - Tekstslide

Het werkplan bestaat uit drie fasen

voorbereiden
uitvoeren
reflecteren en evalueren

Slide 4 - Tekstslide

Uit welke fasen bestaat een werkplan?
A
Voorbereiden Uitvoeren Opruimen
B
Voorbereiden Activiteit Reflectie
C
Voorbereiden Uitvoeren Evalueren
D
Uitvoeren Opruimen Evalueren

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Fase 1 Voorbereiden
stap 1: informatie verzamelen
stap 2: taak formuleren ( onder woorden brengen van de taak)
stap 3: doel bepalen (SMART beschreven) later meer over SMART
stap 4: plan maken

Slide 7 - Tekstslide

De 6 W vragen bij elke fase 
  1. wie
  2. wat ( welke werkzaamheden)
  3. wanneer ( tijd)
  4. welke ( middelen en materialen)
  5. waarom ( doel werkplan)
  6. waar ( locatie)

Slide 8 - Tekstslide

SMART doelen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Hulp vragen

Slide 12 - Tekstslide

S = Specifiek
* voorkom dat een doel vaag is;
* wat moet ik doen om dit doel te behalen;
* wat wil je bereiken;
* is het een concreet doel?

Slide 13 - Tekstslide

M = Meetbaar
* Wanneer weet je of je je doel behaald hebt;
* Vaak wordt dit uitgedrukt in getallen en/of aantallen

Slide 14 - Tekstslide

A = Acceptabel
* Sluit het doel aan bij de opdracht;
* Je weet waarom je het doel wilt bereiken;
* Staat iedereen en jezelf achter het doel?

Slide 15 - Tekstslide

R = Realistisch
* Is het doel haalbaar?
* Niet te moeilijk en niet te makkelijk?
* Is het uitvoerbaar?
* Is het relevant voor jezelf en de organisatie?
* Heb je genoeg kennis, vaardigheden en middelen om je doel te behalen?

Slide 16 - Tekstslide

T = Tijdgebonden
* Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
* Wanneer ben je klaar?
Wanneer is het doel behaald?

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld Smart doel
Ik kan binnen 4 maanden, 2 kilo lichaamsgewicht verliezen door 3 maal per week een rondje van 3 kilometer te lopen.

Slide 18 - Tekstslide

Tips bij het formuleren van een smartdoel:
Niet toepassen:
* meer of beter
Wel toepassen:
* ik
* kan
* wat zie je of hoor je als je het doel hebt behaald

Slide 19 - Tekstslide

Formuleer je doel positief

Ik kan........

Slide 20 - Tekstslide

Samenvattend SMART
S = Specifiek = concreet gedrag
M = Meetbaar = getal
A =Acceptabel = je/zorgvrager moet achter het doel staan
R = Realistisch= doel moet haalbaar zijn
T = Tijdgebonden = begin en einddatum

Slide 21 - Tekstslide

Maak opdracht 38,39
Opdracht 38: lukt het niet? vraag hulp!

Slide 22 - Tekstslide

Fase 2: Uitvoeren van je werkplan, 
De volgende problemen kan je tegenkomen:
  1. Cliënten werken niet mee.
  2. Collega’s werken niet mee.
  3. Materialen of middelen gaan kapot.
  4. Je hebt te weinig tijd. 

Slide 23 - Tekstslide

Problemen??
  • Gelijk oplossen
  • Plan aanpassen
  • Overleg met leidinggevende

Slide 24 - Tekstslide

MAKEN

Opdracht: 41,42

Slide 25 - Tekstslide

Leervragen
  1. Wat zijn doelen voor werkoverleg?
  2. Wat zijn de taken in een werkoverleg?
  3. Wat is een werkplan?
  4. Uit welke fasen bestaat een werkplan
  5. Wat is reflecteren?

Slide 26 - Tekstslide