15. Legt uit wat onder nefrectomie wordt verstaan.
16. Geeft aan wanneer men zal overgaan tot nefrectomie.
17. Benoemt wat de gevolgen van nefrectomie voor de zorgvrager zijn.
18. Beschrijft het Renine- Angiotensine- Aldosteron systeem (RAAS).
19. Legt uit wat nierinsufficiëntie is.
20. Legt de termen niervergiftiging en uremie uit.
21. Benoemt vier verschillen tussen acute en chronische Nierinsufficiëntie.
22. Benoemt drie hoofdoorzaken van acute nierinsufficiëntie en bij elke een voorbeeld.
23. Benoemt drie symptomen van acute nierinsufficiëntie.
24. Benoemt twee complicaties van acute nierinsufficiëntie.
25. Benoemt drie symptomen van uremisch coma.
26. Verklaart waarom bij een uremisch coma kussmaulademhaling optreedt.
27. Benoemt de therapie bij acute nierinsufficiëntie.
28. Benoemt drie oorzaken van chronische nierinsufficiëntie.
29. Benoemt drie symptomen van chronische nierinsufficiëntie
30. Beschrijft wat er onder uremische klachten verstaan wordt.
31. Benoemt vijf complicaties van chronische nierinsufficiëntie.
32. Benoemt de therapie bij chronische nierinsufficiëntie.
33. Legt de verschillen tussen hemodialyse en peritoneale dialyse uit.