Grammatica zinsdelen H1 en 2

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
Grammatica zinsdelen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
Grammatica zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Leerdoelen
- Waarom zinsdelen benoemen?
- Uitleg persoonsvorm, zinsdelen en onderwerp
- Oefening baart kunst

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan de persoonsvorm in zinnen vinden.
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.
- Ik kan het onderwerp in zinnen vinden. 

Slide 3 - Tekstslide

Waarom leren we zinsdelen van een zin benoemen?

Slide 4 - Woordweb

Wat is het verschil tussen zinsdelen en woordsoorten?
Zinsdelen
Woordsoorten
______
______
______
______
Functies van zinsdelen
Woorden aan bepaalde groepen toekennen
Elk los woord benoemen
Losse én groepjes woorden benoemen

Slide 5 - Sleepvraag

Uitleg pv, zinsdelen & ow
Werk in duo's. (break-out rooms)

Maak in je schrift 3 kolommen: 1. Persoonsvorm (pv); 2. zinsdelen; 3. Onderwerp (ow).

Schrijf onder elke kolom alles op wat je hier nog over weet!
(Bv. kenmerken, hoe je deze kunt vinden, voorbeelden, etc.)
timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg persoonsvorm (pv)
In elke zin staan werkwoorden. 
Eén van die werkwoorden is de pv. 

De pv geeft twee dingen aan:
- getal (enkelvoud/meervoud)
- tijd (t.t. of v.t.)

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg persoonsvorm (pv)
Zo vind je de persoonsvorm:
1. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud óf meervoud naar enkelvoud -> het werkwoord dat verandert, is de pv. 

2. Verander de zin van t.t. naar v.t. óf van v.t. naar t.t. -> het werkwoord dat verandert, is de pv. 

Slide 8 - Tekstslide

Benoem de persoonsvorm:
Thomas heeft gisteren een iglo gemaakt.
A
Thomas
B
heeft
C
gisteren
D
gemaakt

Slide 9 - Quizvraag

Benoem de persoonsvorm:
Elke en Nathalie willen ook een kleine iglo voor Harry bouwen.
A
Elke en Nathalie
B
bouwen
C
willen
D
Harry

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg zinsdelen
Een zin kan je opdelen in zinsdelen. Er zijn twee manieren om te zien welke woorden samen een zinsdeel (groepje) vormen:
1. Vind de persoonsvorm. Probeer welke woorden je voor de pv kan zetten. Heb je nog steeds een goede zin? Dan zijn die woorden samen een zinsdeel. 
2. Hussel de zin. Kijk welke woorden naast elkaar blijven staan; die woorden zijn samen een zinsdeel.

Slide 11 - Tekstslide

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts

Slide 12 - Sleepvraag

Uitleg onderwerp
Het onderwerp van de zin is één zinsdeel. Het geeft (vaak) aan wie/wat iets doet in de zin. (Ow begint nooit met een voorzetsel)

Zo vind je het onderwerp:
1. Zoek de persoonsvorm.
2. Stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm?
3. Het antwoord is het onderwerp van de zin. 

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg onderwerp
Kan je het onderwerp niet goed vinden? Dan kun je ook de volgende manier proberen:

1. Verander de persoonsvorm van getal (ev/mv). Het woord/de woorden die mee veranderen, is/zijn het onderwerp. 

bv. De hond blaft. --> De honden (ow) blaffen (pv). 

Slide 14 - Tekstslide

Wie/wat is het onderwerp:
In het weiland rennen de paarden heen en weer.
A
In het weiland
B
rennen
C
de paarden
D
heen en weer

Slide 15 - Quizvraag

Wie/wat is het onderwerp?
Het sneeuwt al een paar dagen!
A
Het
B
Het sneeuwt
C
sneeuwt
D
een paar dagen

Slide 16 - Quizvraag

Wie/wat is het onderwerp?
Wie gaat die hondendrol opruimen?
A
Wie
B
gaat
C
die hondendrol
D
opruimen

Slide 17 - Quizvraag

Oefening baart kunst
Belangrijk: check voordat je besluit of je het benoemen van zinsdelen lastig of gemakkelijk vind, hoe goed je daadwerkelijk kan ontleden. 

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-onderwerp-en-persoonsvorm/
8 van de 10 zinnen goed = voldoende beheersingsgraad. 

Slide 18 - Tekstslide

Oefening baart kunst
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- H1 grammatica zinsdelen: opdracht 1 t/m 4 (p.28-29)
- H2 grammatica zinsdelen: opdr. 1 t/m 5 (p. 58-59)

Lastig? Extra oefening op blz. 246 - 247.
Eitje? Sla opdr. 1 over, maak 2 t/m 4 (H1)
Sla opdr. 1+2 over, maak 3 t/m 5 (H2)

Slide 19 - Tekstslide

Meten = weten
Kijk je opdrachten goed na!

Slide 20 - Tekstslide

Check lesdoelen
De persoonsvorm en het onderwerp staan meestal naast elkaar. 

Bedenk een zin waarbij de pv en het ow niet naast elkaar staan. 

Slide 21 - Tekstslide