4.6 Herhaling



4.6 Herhaling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



4.6 Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

lesdoel
Aan het einde van de les heb weet je welke leerstof je moet kennen voor de toets. Ook heb je geoefend met vragen en inzicht over welke paragrafen je nog moet leren. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Eerste Wereldoorlog
1. Je weet wat de oorzaken van de Eerste
Wereldoorlog waren.
2. Je weet hoe de Eerste Wereldoorlog verliep.
3. Je weet welke gevolgen de Eerste Wereldoorlog
had.

Slide 4 - Tekstslide

Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord wordt bedoeld?
vrienden – helpen – landen - oorlog

Slide 6 - Open vraag

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 7 - Quizvraag

Welk land hoort niet bij de Centralen
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Bulgarije
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 8 - Quizvraag

Hoe raakte de Verenigde Staten betrokken bij de WOI?
A
Duitsland liet schepen uit de V.S. zinken
B
Frankrijk vroeg om hulp
C
Ze willen ook koloniën
D
Duitsland vroeg of zij mee wilden doen

Slide 9 - Quizvraag

In het Verdrag van Versailles werd ... als schuldige aangewezen
A
Servië
B
Duitsland
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Rusland

Slide 10 - Quizvraag

Het Interbellum
4. Je weet hoe de economische crisis ontstond en
wat de gevolgen daarvan waren.
5. Je weet hoe Hitler aan de macht kwam en welke
ideeën hij had.
6. Je weet hoe het leven in nazi-Duitsland vóór de
Tweede Wereldoorlog was.

Slide 11 - Tekstslide

De periode van 1918-1939 wordt ook wel het 'interbellum'. Wat zou interbellum beteken?
A
Na de oorlog
B
Tussen de oorlogen
C
Oorlogsvrij
D
Voor de oorlog

Slide 12 - Quizvraag

Wat veroorzaakte de hyperinflatie in Duitsland?
A
Doordat er geld werd bijgedrukt om de herstelbetalingen te voldoen
B
Er werd geld bijgedrukt voor stakende arbeiders
C
Doordat het geld in waarde verminderde
D
Doordat de Duitse wapenindustrie niet meer draaide

Slide 13 - Quizvraag

Herstel-betalingen van WOI
Producten kopen
Dawesplan lening

Slide 14 - Sleepvraag

Waardoor ontstond de economische crisis in de V.S.?
A
De beurs stortte in
B
VS leende teveel geld uit
C
De banken gingen failliet
D
Mensen kochten geen producten meer

Slide 15 - Quizvraag

Wat gebeurde er met Hitler na de mislukte staatsgreep in 1923?
A
Hitler kreeg alleen een boete
B
Hitler moest de gevangenis in
C
Hitler werd verbannen naar Oostenrijk
D
Hitler kreeg een taakstraf

Slide 16 - Quizvraag

welke twee leiders van totalitaire regimes zijn dit?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler

Slide 17 - Quizvraag


Door de Rijksdagbrand
A
kon Hitler moeilijk aan de macht komen
B
waren de nationaal-socialisten niet meer populair
C
kwamen de communisten aan de macht
D
kon Hitler zijn tegenstanders uitschakelen.

Slide 18 - Quizvraag


Wat hield de machtigingswet in?
A
Dat Hitler nu mocht regeren zonder parlement
B
Dat Hitler nu het hoofd was van de regering
C
Dat Hitler partijleider werd van de NSDAP
D
Dat Hitler hoofd van het leger werd

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet de politieke partij van Hitler?
A
DAP
B
NSB
C
NSDAP
D
SS

Slide 20 - Quizvraag

Wat willen fascisten niet?
A
Een sterk leider
B
Macht gelijk verdeeld
C
Een sterk leger
D
Macht bij één partij

Slide 21 - Quizvraag

1919
1923
1924
1929
1933
Beurskrach
Hyperinflatie
Dawesplan
Verdrag van Versailles
Hitler is dictator

Slide 22 - Sleepvraag

De Sovjet-Unie
Je weet hoe en waarom Rusland in de
communistische Sovjet-Unie veranderde, en hoe
het leven was in dat land.

Slide 23 - Tekstslide

Stalin
Mussolini
Lenin
Hitler

Slide 24 - Sleepvraag

De Sovjet-Unie was
A
democratisch
B
communistisch
C
kapitalistisch
D
een monarchie

Slide 25 - Quizvraag

In welk jaar vond de Russische Revolutie plaats?
A
1914
B
1917
C
1918
D
1920

Slide 26 - Quizvraag

Wat past niet bij het communisme?
A
Gelijke lonen
B
Karl Marx
C
Rijke fabrieksbazen
D
Revolutie

Slide 27 - Quizvraag