PA1C2_Intro-6_Galicia

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

¿Cuántas Comunidades Autónomas hay en España? 
Pues son 17 y dos ciudades autónomas que son Ceuta y Melilla.

Slide 4 - Tekstslide

  1. Andalucía
  2. Aragón
  3. Canarias
  4. Cantabria
  5. Castilla y León
  6. Castilla-La Mancha
  7. Cataluña
  8. Comunidad de Madrid
  9. Comunidad Foral de Navarra
  10. Comunidad Valenciana
  11. Extremadura
12. Galicia
13. Islas Baleares
14. La Rioja
15. País Vasco
16. Principado de Asturias
17. Región de Murcia

Ciudad Autónoma de Ceuta
Ciudad Autónoma de Melilla

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Santiago de Compostela
Barcelona
Galicia
Gibraltar
Ibiza

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk / DEBERES

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

biblioteca
hospital
super
banco
panadería
tienda

Slide 14 - Sleepvraag

1
Madrid
2
Voor het huis van Susana in het centrum van Betanzos
3
Omdat het fragment gaat over de ontmoeting tussen Susana en Merche; zij kennen elkaar nog niet.

Slide 15 - Tekstslide

3b. Lees onderstaande zinnen en luister naar de audio.
Geef aan welke vragen er gesteld worden.
a ¿Qué tal?
b ¿Cómo te llamas?
c ¿Cuántos años tienes?
d ¿Vives aquí?
e ¿Dónde está?
f ¿Está lejos?
g ¿Cuál es tu número de teléfono?
h ¿Vamos juntas al supermercado?
b, d, e, f , h

Slide 16 - Tekstslide

1
20
2
Dat zij en Merche buren zijn.
3
de supermarkt
5
Om samen naar de supermarkt te gaan.
4
naar rechts (derecha)

Slide 17 - Tekstslide

4a Combineer de woorden met de juiste betekenis.
¿dónde está?
delante de
vives
está cerca
te llamas
al lado de
waar is het?
jij heet
het is dichtbij
je woont
naast
voor

Slide 18 - Sleepvraag

4b Sleep de woorden naar de juiste zin. 
1. Está     <<delante de>>      su casa.

2. Cómo <<te llamas>>?

3. <<vives>>                      aquí?

4. Busco el supermercado. <<Dónde está?>>

5. Está <<cerca>>

6. Está a la derecha, <<al lado>>                  del banco.
delante de
te llamas
vives
¿Dónde está?
cerca
al lado

Slide 19 - Sleepvraag

1
voor de school
2
de supermarkt
3
de supermarktmedewerker

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

6b
Lees de onderstaande vragen. Luister nog eens naar de audio. Zet de antwoorden in de juiste volgorde.
1
2
3
4
Merche en Susana gaan naar de supermarkt.
Susana vraagt aan Merche of ze naar dezelfde school gaat als zij.
Susana zegt dat Merche en zij niet in dezelfde klas zitten.
Merche zegt dat haar school in La Coruña is.

Slide 22 - Sleepvraag

1
falso
2
falso
3
verdadero
4
verdadero

Slide 23 - Tekstslide

1
B
2
B
3
A
4
A

Slide 24 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide