1THA1: Grammatica ZD ww, pv en o.

Welkom in de les
Nederlands!
timer
5:00
Nodig: leesboek
laptop/ lesboek, schrift en pen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les
Nederlands!
timer
5:00
Nodig: leesboek
laptop/ lesboek, schrift en pen

Slide 1 - Tekstslide

uitleg
1.  Uitleg zinsontleding.
2. Klassikaal oefeningen maken.
3. Zelfstandig werken.
4. Heb je jouw lesdoelen behaald?
5. Tafels netjes, niks op de grond, stoelen aanschuiven. 

Uitleg
Samen doen
ZW
Evalueren
Opruimen

Slide 2 - Tekstslide

Boektrailer #laatste vlog

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

timer
8:00

Slide 5 - Tekstslide

#Boekpraat
Welk boek heb je vandaag meegenomen.
Wij maken een leeslijst.

Dit boek gebruik je voor je 2e fictieopdracht, inleverdatum volgt nog.

Slide 6 - Tekstslide

Aan het eind van de les kan ik werkwoorden herkennen, de persoonsvorm en zinsdelen in een zin benoemen en het onderwerp vinden in een zin.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg
Wat is volgens jullie een werkwoord?
AAP
NOOT
MIES
KIJK

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?

Slide 9 - Woordweb

Uitleg
Bekijk de zin: 
'Deze kinderen hebben een laptop gekregen.'
In deze zin staan twee werkwoorden.
Het werkwoord is een woordsoort
In iedere zin staan altijd één of meer werkwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg
Zo herken je een werkwoord

Een werkwoord kun je vervoegen: Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van. Bijvoorbeeld lopen: loop, loopt, lopen, liep, gelopen. 

Slide 11 - Tekstslide

Instructie
Bekijk de volgende zin: 
Julian en Claire lezen hetzelfde boek. 

Wie weet wat de persoonsvorm van deze zin is?
En wat is het onderwerp?

Slide 12 - Tekstslide

Instructie
In iedere zin staan één of meer werkwoorden. Eén van deze werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is dus altijd een werkwoord. 
Bij een persoonsvorm (pv) hoort ook (bijna) altijd een onderwerp (o).
Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm = onderwerp.

Slide 13 - Tekstslide

Instructie
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Hier zijn twee manieren voor;
1. De vraagproef: maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.
2. De tijdproef: Zet de zin in een andere tijd, bv. maak van de verleden tijd de tegenwoordige tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

Slide 14 - Tekstslide

Instructie
'Sommige Amerikaanse vloggers verdienen miljoenen met hun filmpjes. 
Zin vragend maken.
Persoonsvorm (PV) = 
Wie of wat + PV
Onderwerp = 

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden staan er in de zin? 

1.Elk seizoen voetballen bij FC Barcelona verschillende Nederlandse spelers.  
2.Wie gaat morgen met mij mee zwemmen?

Persoonsvorm en onderwerp zin 1?
Persoonsvorm en onderwerp zin 2?

Slide 16 - Tekstslide

Verlengde instructie
Fragment cursus 5 par. 4 ZD Onderwerp

Slide 17 - Tekstslide

Oefeningen maken
Eerst klassikaal, daarna zelfstandig werken. 
Via som/leermiddelen/Nederlands/cursus 5 grammatica/
HA $3 onderwerp of $4 bijvoeglijk naamwoord
TH$4 onderwerp of $5 bijvoeglijk naamwoord
of je werkt in je boek:
TH: blz. 206
HA: blz. 208
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie
Ik kan alle werkwoorden in een zin vinden.
Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden.
Ik kan het onderwerp dat bij de persoonsvorm hoort in de zin vinden.

Ik vind het nog heel erg lastig. 

Slide 19 - Tekstslide