Donderdag 6 maart 2025

Donderdag 6 maart 2025
BK >  Je leert nadenken over de invloed van de digitale wereld in jouw leven;
M >  Je leert je mening geven over gedrag op sociale media;
onderwerp en deelonderwerpen herkennen en zelf formuleren;
begrijpen waar een alinea over gaat en de belangrijkste zin herkennen; inleiding, middenstuk en slot herkennen en gebruiken;
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 6 maart 2025
BK >  Je leert nadenken over de invloed van de digitale wereld in jouw leven;
M >  Je leert je mening geven over gedrag op sociale media;
onderwerp en deelonderwerpen herkennen en zelf formuleren;
begrijpen waar een alinea over gaat en de belangrijkste zin herkennen; inleiding, middenstuk en slot herkennen en gebruiken;

Slide 1 - Tekstslide

schrijfdoelen & tekstsoorten
Een schrijver heeft een bedoeling met zijn tekst. Dit noem je het schrijfdoel. 
Bij ieder schrijfdoel hoort een tekstsoort. De tekstsoort herken je vaak aan de opmaak van de tekst.

Slide 2 - Tekstslide

BK
Schrijfdoel informeren
Tekstsoort informerende tekst
Voorbeelden: krantenbericht, tekst uit schoolboek

Schrijfdoel instructie geven
Tekstsoort instructietekst
Voorbeelden: recept, proefje, handleiding

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Manieren van luisteren
Als je luistert naar een fragment of een spreker, dan kun je dat op verschillende manieren doen. De manier die je kiest, hangt af van je luisterdoel. 

Je wilt bijvoorbeeld belangrijke informatie horen, uitleg krijgen of vragen over een fragment beantwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

M> Kernzin
Een goed opgebouwde alinea heeft altijd een kernzin. De kernzin is de zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat. 

Deze zin staat meestal vooraan in de alinea. Het is dan de eerste of tweede zin. Soms staat de kernzin achteraan.

Slide 7 - Tekstslide

formeel en informeel
Als je met vrienden praat, gebruik je vaak informeel taalgebruik. Dat is losse, makkelijke taal, zoals "Hey, hoe is het?". 

Bij een leraar of iemand die je niet goed kent, gebruik je formeel taalgebruik. Dan praat je netter, bijvoorbeeld: "Goedemiddag, hoe gaat het met u?".

Slide 8 - Tekstslide

Welke zin is formeel?

A. "Yo, heb je tijd?"
B. "Goedemorgen, zou ik u iets mogen vragen?"

Slide 9 - Tekstslide

Bij wie gebruik je meestal informeel taalgebruik?

A. Je docent
B. Je beste vriend

Slide 10 - Tekstslide

(thuis)werk
BK >  bladzijde 116-121: opdracht 13, 14, 15, 16

M >  bladzijde 132-136: opdracht 10B, 10C, 11, 12

Slide 11 - Tekstslide