In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
zakelijk lezen
§4.5
Slide 1 - Tekstslide
lesinhoud
herhalen onderdelen zakelijk lezen
instructie havo over hoofd- en bijzaken, lezerspubliek en formeel en informeel taalgebruik
Slide 2 - Tekstslide
Wat maakt een tekst makkelijk of moeilijk?
lengte van de tekst
lengte van de zinnen
moeilijke woorden
lay-out (= hoe de tekst eruitziet)
afbeeldingen
onderwerp (voorkennis)
Slide 3 - Tekstslide
Tekst
Slide 4 - Tekstslide
Hoe noem je de grote dikgedrukte tekst bovenaan de blz. (Husky's horen niet in de woonkamer)?
A
de titel
B
de bron
C
het tussenkopje
D
de alinea
Slide 5 - Quizvraag
Tekst
Slide 6 - Tekstslide
Hoe heet het blauwe gedrukte stukje onder de titel?
A
de alinea
B
het tekstgeraamte
C
de bron
D
de inleiding
Slide 7 - Quizvraag
Hoe noem je een foto of tekening bij een tekst?
A
de tabel
B
het tussenkopje
C
de afbeelding
D
de bron
Slide 8 - Quizvraag
Onderaan een tekst staat meestal waar de tekst vandaan komt (b.v.: uit welk tijdschrift of van welke website). Hoe noem je dat?
A
de alinea
B
de afbeelding
C
de titel
D
de bron
Slide 9 - Quizvraag
Hoe noem je de dikgedrukte teksten die tussen de alinea's in staan? (b.v.: Hond of wolf?)
A
de tussentitel
B
de bron
C
het tussenkopje
D
de afbeelding
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel alinea's heeft deze tekst? Je moet de inleiding ook meetellen.
A
4
B
3
C
5
D
6
Slide 11 - Quizvraag
Welke vraag stel je niet als je de doelgroep van een tekst wil achterhalen?
A
Wat is de bron?
B
Wat is de titel?
C
Wat is het onderwerp?
D
Wat is de aanspreekvorm?
Slide 12 - Quizvraag
hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken zijn de belangrijkste dingen die in een tekst verteld worden. In de kernzin van een alinea (meestal de eerste en soms de laatste zin) staan de hoofdzaak van de alinea.
Bijzaken zijn de details die de hele tekst aantrekkelijk maken om te lezen en soms beter te onthouden. De bijzaken staan niet in de kernzinnen.
Om een goede samenvatting te maken, noteer je alle hoofdzaken en 'vergeet' je de bijzaken.
Slide 13 - Tekstslide
lezerspubliek
Een tekst wordt geschreven met een bepaald lezerspubliek in gedachte.
Zo hè hè, lukte het om achter je telefoon vandaan te komen en dit artikel te lezen?
Wat fijn dat u de tijd neemt om ons artikel te lezen.
Slide 14 - Tekstslide
formeel en informeel taalgebruik
Zin 1 uit de dia hiervoor is informeel taalgebruik, er wordt gebruik gemaakt van je en jij en er mag een grap in voorkomen.
Zin 2 is formeel taalgebruik , er wordt gebruik gemaakt van u en de toon is beleeft en netjes.
Slide 15 - Tekstslide
Is de zin hieronder formeel of informeel? 'Wij danken u voor uw medewerking.'
A
formeel
B
informeel
Slide 16 - Quizvraag
Is de zin hieronder formeel of informeel? 'Tof dat je dit zo oppakt.'
A
formeel
B
informeel
Slide 17 - Quizvraag
Een kernzin bevat ....
A
hoofdzaken
B
bijzaken
C
hoofd- en bijzaken
Slide 18 - Quizvraag
De hoofdzaken staan in de kernzin en de kernzin staat meestal aan het.........