quiz signaalwoorden Duits

Signaalwoorden Duits und ein bisschen Wortschatz K3
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden Duits und ein bisschen Wortschatz K3

Slide 1 - Tekstslide

allerdings
A
toch
B
echter

Slide 2 - Quizvraag

nicht nur ....sondern auch

Slide 3 - Open vraag

einerzeits
A
eenzijdig
B
enerzijds

Slide 4 - Quizvraag

auch
A
toch
B
ook

Slide 5 - Quizvraag

denn
A
toch
B
want

Slide 6 - Quizvraag

entweder .......oder
A
noch...noch
B
of...of

Slide 7 - Quizvraag

jedenfalls

Slide 8 - Open vraag

während
A
terwijl
B
wachtend op

Slide 9 - Quizvraag

zusätzlich

Slide 10 - Open vraag

außerdem
A
bovendien
B
over heen

Slide 11 - Quizvraag

deswegen
A
net zoals
B
daarom

Slide 12 - Quizvraag

oder
A
op
B
onder
C
of

Slide 13 - Quizvraag

Erläuterung
A
toelichting
B
conclusie

Slide 14 - Quizvraag

Es ist spät!
A
Een spatje regen!
B
Het is spekglad!
C
Het is laat!

Slide 15 - Quizvraag

die Seilbahn
A
de kabelbaan
B
de zeilroute

Slide 16 - Quizvraag

geradeaus
A
rechtdoor
B
raadhuis

Slide 17 - Quizvraag

einstiegen
A
stijgen
B
instappen

Slide 18 - Quizvraag

Gern geschehen
A
graag gedaan
B
net gescheiden
C
graag gezien
D
gaarne geschreven

Slide 19 - Quizvraag

umsonst
A
bloemkool
B
voor niets
C
ongeveer

Slide 20 - Quizvraag

Das Ziel
A
het deel
B
het doel
C
mogelijkheid
D
zielig

Slide 21 - Quizvraag

mieten
A
het resultaat
B
ontmoeten
C
leeglopen
D
huren

Slide 22 - Quizvraag

trotzdem

Slide 23 - Open vraag

schließlich

Slide 24 - Open vraag

Zwar

Slide 25 - Open vraag

Dagegen hat er wenig Zeit

Slide 26 - Open vraag

Statt zu spielen, arbeitet der Jungen

Slide 27 - Open vraag

Sie hat jedoch viel gekauft

Slide 28 - Open vraag

Obwohl

Slide 29 - Open vraag

Es ist dort um die Ecke
A
het is daar bij het café
B
het is hier eigenlijk niet
C
het is daar om de hoek
D
Het geeft op zich niets

Slide 30 - Quizvraag

Da drüben

Slide 31 - Open vraag

umsteigen
A
opstijgen
B
verbuigen
C
overstappen
D
aantreden

Slide 32 - Quizvraag