1HV Blok 5 Over taal kennen/kunnen, liggen/leggen en als/dan

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Doelen van de les

Jullie weten straks het verschil tussen

• kennen en kunnen;
• liggen en leggen;
• als en  dan;

en jullie kunnen de juiste vorm toepassen.

Kennen

Kunnen

mogelijk zijn

bekend zijn met iets/iemand.

lijdend voorwerp

hulpwerkwoord

LIGGEN 

LEGGEN

LIGGEN 

Zich in liggende toestand bevinden.

Ik lig heerlijk in 

deze strandstoel.

LEGGEN

Je geeft iets 

ergens een plaats.

Ik leg het boek 

neer.

Vandaag ben ik even slim als / dan hem / hij.

1. als en hem
2. als en hij
3. dan en hem
4. dan en hij

Mevrouw Mouthaan is jonger dan / als ik / mij.

1. als en ik
2. als en mij
3. dan en ik
4. dan en mij

Hij is vijf keer zo groot als / dan
ik / mij.

1. als en ik
2. als en mij
3. dan en ik
4. dan en mij

Schrijf drie dingen op
die je deze les hebt geleerd.

Stel één vraag over iets wat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Huiswerk

We gaan oefenen met de stof van vandaag.

Blok 5

Lezen par. 9.2, maken opdr. 43

Lezen par. 9.3, maken opdr. 44