In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Donderdag 11 februari
Woordenschat
Herhaling woorden thema 6
Disk
Bronnen en bouwstenen thema 6
Pauze
Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip Winterweer in Nederland
Jeugdjournaal
Samenvatting maken
Slide 1 - Tekstslide
Woordenschat
Vandaag herhalen we de woorden van het thema 6 Verliefd zijn.
Je ziet 10 woorden en je krijgt 2 minuten om de woorden te onthouden. Schrijf daarna zo
veel mogelijk woorden goed op!
Elk woord wat helemaal goed is geschreven = 1 punt
Slide 2 - Tekstslide
Ronde 1 Werkwoorden
bedenken
beloven
huilen
herkennen
invullen
laten
menen
omgaan met
twijfelen
vertrouwen
timer
2:00
Slide 3 - Tekstslide
Schrijven!
Schrijf de woorden op!
Elk goed geschreven woord = 1 punt
Slide 4 - Tekstslide
Ronde 2 Zelfstandig naamwoorden
het winkelcentrum
de tijd
het schoolfeest
het risico
de opvatting
de opmerking
de liefste
het liefdesverdriet
de invloed
de angst
timer
2:00
Slide 5 - Tekstslide
Schrijven!
Schrijf de woorden op!
Elk goed geschreven woord = 1 punt
Slide 6 - Tekstslide
Ronde 3 Overige woorden
belachelijk
constant
gelukkig
geweldig
logisch
negatief
onzeker
opvallend
rustig
streng
timer
2:00
Slide 7 - Tekstslide
Schrijven!
Schrijf de woorden op!
Elk goed geschreven woord = 1 punt
Slide 8 - Tekstslide
Welk woord bedoel ik?
De docent:
geeft een omschrijving van het woord;
geeft een synoniem van het woord;
geeft een antoniem (tegenstelling) van het woord.
Weet je het woord? Schrijf het op! Elk goed woord = 1 punt
Slide 9 - Tekstslide
Pauze
timer
15:00
Slide 10 - Tekstslide
Begrijpend lezen
Winterweer in Nederland
We kijken naar het Jeugdjournaal voor Nieuwsbegrip;
We lezen de tekst;
We maken de vragen;
We bespreken de antwoorden
Slide 11 - Tekstslide
Lees de inleiding van de tekst. Schrijf een vraag op die je bij de inleiding hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het nieuws over Nederland?
A
Het is winter in Nederland. De sneeuw en de kou zorgen voor plezier en
problemen.
B
In de wereld ligt veel sneeuw. Dat vinden alle mensen van alle landen
leuk.
C
Liefhebbers houden van schaatsen. Ze vinden het fijn om te schaatsen.
Slide 13 - Quizvraag
Lees het stukje IJsdag. Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 14 - Open vraag
Wat is een ijsdag?
Slide 15 - Open vraag
Wanneer spreek je van een koudegolf?
A
Dan moet het een paar dagen achter elkaar 10 graden onder nul of kouder
zijn.
B
Dan moet het op drie van de vijf ijsdagen 10 graden onder nul of kouder
zijn.
C
Dan moeten er vijf dagen zijn waarop het 10 graden onder nul of kouder
is.
D
Dan moeten er vijf ijsdagen achter elkaar zijn.
Slide 16 - Quizvraag
Lees het stukje Plezier en problemen. Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 17 - Open vraag
Welke problemen waren er door de sneeuw?
A
Auto’s gleden weg en treinen konden niet rijden.
B
Kinderen gingen sleeën en hun ouders moesten helpen.
C
Kinderen gleden weg en auto’s konden niet rijden.
Slide 18 - Quizvraag
Lees het stukje Geen sneeuwballen? Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 19 - Open vraag
Waarom lukte het zondag niet zo goed om sneeuwballen te maken?
A
Omdat het rond de nul graden was. Het moet heel hard vriezen. Dan kun
je echt goede sneeuwballen maken.
B
Omdat het te warm was. Als het te warm is, worden de sneeuwvlokken
ook te warm. En dan smelt de sneeuw.
C
Omdat het vroor. Als het vriest, bevriest het laagje water dat op
sneeuwvlokken zit. En dan plakken de vlokken niet meer aan elkaar.
Slide 20 - Quizvraag
Lees het stukje Schaatsen. Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.
Slide 21 - Open vraag
Lees regel 8. Daar staat: En er worden deze week nog meer ijsdagen verwacht. Wat betekent verwachten?
A
blij zijn omdat iets heel leuk is.
B
denken dat iets gaat gebeuren.
C
schrikken omdat je iets bent vergeten.
Slide 22 - Quizvraag
Lees regel 17-18. Daar staat: Zij wonen soms verder weg van school. Wie of wat wordt bedoeld met zij?
A
kinderen
B
treinen
C
meesters of juffen
Slide 23 - Quizvraag
Lees regel 28. Daar staat: Veel mensen in Nederland schaatsen graag op natuurijs. Wat moet er nog gebeuren voordat mensen op natuurijs kunnen schaatsen?
A
Het moet hard gaan vriezen.
B
Het moet veel gaan sneeuwen.
C
Mensen moeten niet tegelijk op het natuurijs gaan staan
Slide 24 - Quizvraag
Samenvatting maken
Hoe maak je een goede samenvatting?
Hoe maak je snel een samenvatting?
We kijken het Jeugdjournaal en je maakt een samenvatting van de 3 belangrijkste onderwerpen.