Donderdag 11 februari 2021

Donderdag 11 februari
Woordenschat 
Herhaling woorden thema 6
Disk
Bronnen en bouwstenen thema 6

Pauze

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip Winterweer in Nederland
Jeugdjournaal
Samenvatting maken








1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Donderdag 11 februari
Woordenschat 
Herhaling woorden thema 6
Disk
Bronnen en bouwstenen thema 6

Pauze

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip Winterweer in Nederland
Jeugdjournaal
Samenvatting maken








Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag herhalen we de woorden van het thema  6 Verliefd zijn.

Je ziet 10 woorden en je krijgt 2 minuten om de woorden te onthouden. Schrijf daarna zo 
veel mogelijk woorden goed op!
Elk woord wat helemaal goed is geschreven =  1 punt

Slide 2 - Tekstslide

Ronde 1 Werkwoorden
bedenken
beloven
huilen
herkennen
invullen
laten
menen
omgaan met
twijfelen
vertrouwen
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Schrijven!
Schrijf de woorden op!
Elk goed geschreven woord = 1 punt

Slide 4 - Tekstslide

Ronde 2 Zelfstandig naamwoorden
het winkelcentrum
de tijd
het schoolfeest
het risico
de opvatting
de opmerking
de liefste
het liefdesverdriet
de invloed
de angst
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Schrijven!
Schrijf de woorden op!
Elk goed geschreven woord = 1 punt

Slide 6 - Tekstslide

Ronde 3 Overige woorden
belachelijk
constant
gelukkig
geweldig
logisch
negatief
onzeker
opvallend
rustig
streng
timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

Schrijven!
Schrijf de woorden op!
Elk goed geschreven woord = 1 punt

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord bedoel ik?
De docent:
  • geeft een omschrijving van het woord;
  • geeft een synoniem van het woord;
  • geeft een antoniem (tegenstelling) van het woord.

Weet je het woord? Schrijf het op! Elk goed woord  = 1 punt

Slide 9 - Tekstslide

Pauze
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Begrijpend lezen
Winterweer in Nederland

  • We kijken naar het Jeugdjournaal voor Nieuwsbegrip;
  • We lezen de tekst;
  • We maken de vragen;
  • We bespreken de antwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Lees de inleiding van de tekst. Schrijf een vraag op die je bij de inleiding hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het nieuws over Nederland?
A
Het is winter in Nederland. De sneeuw en de kou zorgen voor plezier en problemen.
B
In de wereld ligt veel sneeuw. Dat vinden alle mensen van alle landen leuk.
C
Liefhebbers houden van schaatsen. Ze vinden het fijn om te schaatsen.

Slide 13 - Quizvraag

Lees het stukje IJsdag.
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 14 - Open vraag

Wat is een ijsdag?

Slide 15 - Open vraag

Wanneer spreek je van een koudegolf?
A
Dan moet het een paar dagen achter elkaar 10 graden onder nul of kouder zijn.
B
Dan moet het op drie van de vijf ijsdagen 10 graden onder nul of kouder zijn.
C
Dan moeten er vijf dagen zijn waarop het 10 graden onder nul of kouder is.
D
Dan moeten er vijf ijsdagen achter elkaar zijn.

Slide 16 - Quizvraag

Lees het stukje Plezier en problemen.
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 17 - Open vraag

Welke problemen waren er door de sneeuw?
A
Auto’s gleden weg en treinen konden niet rijden.
B
Kinderen gingen sleeën en hun ouders moesten helpen.
C
Kinderen gleden weg en auto’s konden niet rijden.

Slide 18 - Quizvraag

Lees het stukje Geen sneeuwballen?
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 19 - Open vraag

Waarom lukte het zondag niet zo goed om sneeuwballen te maken?
A
Omdat het rond de nul graden was. Het moet heel hard vriezen. Dan kun je echt goede sneeuwballen maken.
B
Omdat het te warm was. Als het te warm is, worden de sneeuwvlokken ook te warm. En dan smelt de sneeuw.
C
Omdat het vroor. Als het vriest, bevriest het laagje water dat op sneeuwvlokken zit. En dan plakken de vlokken niet meer aan elkaar.

Slide 20 - Quizvraag

Lees het stukje Schaatsen.
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 21 - Open vraag

Lees regel 8. Daar staat: En er worden deze week nog meer ijsdagen
verwacht. Wat betekent verwachten?
A
blij zijn omdat iets heel leuk is.
B
denken dat iets gaat gebeuren.
C
schrikken omdat je iets bent vergeten.

Slide 22 - Quizvraag

Lees regel 17-18. Daar staat: Zij wonen soms verder weg van school.
Wie of wat wordt bedoeld met zij?
A
kinderen
B
treinen
C
meesters of juffen

Slide 23 - Quizvraag

Lees regel 28. Daar staat: Veel mensen in Nederland schaatsen graag op natuurijs.
Wat moet er nog gebeuren voordat mensen op natuurijs kunnen schaatsen?
A
Het moet hard gaan vriezen.
B
Het moet veel gaan sneeuwen.
C
Mensen moeten niet tegelijk op het natuurijs gaan staan

Slide 24 - Quizvraag

Samenvatting maken
  • Hoe maak je een goede samenvatting?
  • Hoe maak je snel een samenvatting?
  • We kijken het Jeugdjournaal en je maakt een samenvatting van de 3 belangrijkste onderwerpen. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link