Vrijdag 12 februari 2021

Vrijdag 12 februari
Woordenschat 
Toets thema 6 Verliefd zijn
Spreekwoorden
Maak een tekening van het spreekwoord.

Pauze

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip Winterweer in Nederland









1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vrijdag 12 februari
Woordenschat 
Toets thema 6 Verliefd zijn
Spreekwoorden
Maak een tekening van het spreekwoord.

Pauze

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip Winterweer in Nederland









Slide 1 - Tekstslide

Disk
Je maakt de toets woordenschat. 
Klaar? Toets aan de docent geven en even op je mobiel!

Slide 2 - Tekstslide

Teken het spreekwoord
Een spreekwoord moet je niet letterlijk nemen. Een spreekwoord betekent altijd iets anders.

Kijk maar eens naar de volgende tekeningen. Het spreekwoord is getekend zoals het er precies staat.
Maar wat betekent het spreekwoord?

Slide 3 - Tekstslide

Liefde is blind

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Kies een spreekwoord. Maak een tekening van het spreekwoord. 
Teken wat het spreekwoord zegt! 

Slide 7 - Tekstslide

Spreekwoorden
Het spreekwoord
De betekenis
Een gat in de lucht springen
Heel blij zijn
De appel valt niet ver van de boom
Kinderen lijken vaak precies op hun ouders
Als kat en hond leven.
Twee mensen die in 1 huis wonen en altijd ruzie hebben.
Nu komt de aap uit de mouw
Nu vertel je de waarheid!
Blaffende honden bijten niet.
Mensen die een grote mond hebben, zijn eigenlijk heel aardig.
De liefde van de man gaat door de maag.
Als je lekker eten maakt, wordt iemand sneller verliefd op jou.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als de baas er niet is, doet iedereen maar wat hij wil.

Slide 8 - Tekstslide

Pauze
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Begrijpend lezen
Winterweer in Nederland

  • We kijken naar het Jeugdjournaal voor Nieuwsbegrip;
  • We lezen de tekst;
  • We maken de vragen;
  • We bespreken de antwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Lees de inleiding van de tekst. Schrijf een vraag op die je bij de inleiding hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het nieuws over Nederland?
A
Het is winter in Nederland. De sneeuw en de kou zorgen voor plezier en problemen.
B
In de wereld ligt veel sneeuw. Dat vinden alle mensen van alle landen leuk.
C
Liefhebbers houden van schaatsen. Ze vinden het fijn om te schaatsen.

Slide 12 - Quizvraag

Lees het stukje IJsdag.
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt. Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 13 - Open vraag

Wat is een ijsdag?

Slide 14 - Open vraag

Wanneer spreek je van een koudegolf?
A
Dan moet het een paar dagen achter elkaar 10 graden onder nul of kouder zijn.
B
Dan moet het op drie van de vijf ijsdagen 10 graden onder nul of kouder zijn.
C
Dan moeten er vijf dagen zijn waarop het 10 graden onder nul of kouder is.
D
Dan moeten er vijf ijsdagen achter elkaar zijn.

Slide 15 - Quizvraag

Lees het stukje Plezier en problemen.
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 16 - Open vraag

Welke problemen waren er door de sneeuw?
A
Auto’s gleden weg en treinen konden niet rijden.
B
Kinderen gingen sleeën en hun ouders moesten helpen.
C
Kinderen gleden weg en auto’s konden niet rijden.

Slide 17 - Quizvraag

Lees het stukje Geen sneeuwballen?
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 18 - Open vraag

Waarom lukte het zondag niet zo goed om sneeuwballen te maken?
A
Omdat het rond de nul graden was. Het moet heel hard vriezen. Dan kun je echt goede sneeuwballen maken.
B
Omdat het te warm was. Als het te warm is, worden de sneeuwvlokken ook te warm. En dan smelt de sneeuw.
C
Omdat het vroor. Als het vriest, bevriest het laagje water dat op sneeuwvlokken zit. En dan plakken de vlokken niet meer aan elkaar.

Slide 19 - Quizvraag

Lees het stukje Schaatsen.
Schrijf een vraag op die je bij dit stukje hebt.
Begin je vraag met een vraagwoord.

Slide 20 - Open vraag

Lees regel 8. Daar staat: En er worden deze week nog meer ijsdagen
verwacht. Wat betekent verwachten?
A
blij zijn omdat iets heel leuk is.
B
denken dat iets gaat gebeuren.
C
schrikken omdat je iets bent vergeten.

Slide 21 - Quizvraag

Lees regel 17-18. Daar staat: Zij wonen soms verder weg van school.
Wie of wat wordt bedoeld met zij?
A
kinderen
B
treinen
C
meesters of juffen

Slide 22 - Quizvraag

Lees regel 28. Daar staat: Veel mensen in Nederland schaatsen graag op natuurijs.
Wat moet er nog gebeuren voordat mensen op natuurijs kunnen schaatsen?
A
Het moet hard gaan vriezen.
B
Het moet veel gaan sneeuwen.
C
Mensen moeten niet tegelijk op het natuurijs gaan staan

Slide 23 - Quizvraag