Hoofdstuk 3.3 herhaling

Gelukkig nieuwjaar!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Gelukkig nieuwjaar!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Dinsdag: herhalen onderdeel lezen (3.3)
Woensdag: herhalen onderdeel grammatica (3.7)
Donderdag: herhalen onderdeel spelling & woordenschat 
(3.5 en 3.8)
Volgende week: 
Dinsdag: vrij (tijd om te leren)
Woensdag: vragen en extra hulp 
Donderdag: proefwerk


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling 3.3 lezen
Je leert:
- meningen en argumenten herkennen
- signaalwoorden die een reden aangeven
- wat een betoog is
- signaalwoorden die een conclusie aangeven
- hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt en opschrijft

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is een argument?
Als iemand zijn mening verdedigt, legt hij uit waarom hij iets vindt. Dit noem je een argument.

Veel gebruikte signaalwoorden bij argumenten zijn: 
want
omdat
daarom
namelijk

Slide 5 - Tekstslide

FEIT
Iets wat je kan controleren met een onderzoek of een krantenbericht.
MENING/STAND-
PUNT
Iets wat je vindt of wat je denkt.
ARGUMENT
Waarom je iets vindt of denkt.
signaalwoorden
want
omdat
immers

Slide 6 - Tekstslide

MENING EN ARGUMENT
Hoe beter het argument is, hoe eerder de ander het met je eens zal zijn.


mening
argument
Ik vind dat er een huiswerkvrije school moet komen,
want dan hoef je thuis niets meer te doen voor school.
De pauzes op school moeten langer duren,
omdat je dan meer tijd hebt om rustig te eten.

Slide 7 - Tekstslide

Ik vind dat school later moet beginnen.
...want dat vind ik.
...want dat is beter voor de hersenontwikkeling van pubers.
Slecht argument.
Het is niet gebaseerd op een feit, situatie of iets belangrijks.
Goed argument.
Het is gebaseerd op een feit en het is ook belangrijk voor de lezers.

Slide 8 - Tekstslide

Dus...

Slide 9 - Tekstslide

Het vmbo is een vervolgschool van de basisschool.
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Het is lekker warm in de klas.
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

In klas 2 hebben alle leerlingen lessen Nederlands.
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

Signaalwoorden (herhaling)
verband
signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook bovendien, daarnaast, verder
tijdsvolgorde
eerste, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals, ter illustratie

Slide 13 - Tekstslide

Reden

Een reden is een uitleg, een verklaring waarom iets zo is of waarom je iets doet. Ook een argument is een reden.


mening
signaalwoord
reden
Leraren moeten geen cijfers meer geven,
want
cijfers zeggen niet alles over wat een leerling allemaal kan.

Slide 14 - Tekstslide

Reden
tekstverband
signaalwoorden
reden
want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoorden: Reden
Reden = waarom je iets doet
Signaalwoorden: want, omdat, daarom, vanwege, immers en namelijk

Slide 16 - Tekstslide

Dus...
1. Bedenk een zin met een signaalwoord
voor reden erin.
2. Noem een signaalwoord dat hoort
bij het tekstverband reden.

Slide 17 - Tekstslide

Betoog (overtuigende tekst)
Een betoog is een tekst waarin de schrijver zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat de lezer het met hem eens wordt.
Tekstdoel = overtuigen

Slide 18 - Tekstslide

Een betoog bestaat altijd uit drie delen:
  • In de inleiding geeft de schrijver zijn mening over het onderwerp.
  • In de kern geeft hij argumenten voor zijn mening.
  • In het slot geeft hij zijn conclusie: hij herhaalt zijn mening of geeft een samenvatting.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een betoog?
A
Een verhaal over een persoonlijke ervaring
B
Een tekst waarin een mening met argumenten wordt onderbouwd
C
Een opsomming van feiten
D
Een gedicht

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doel van een betoog?
A
Om te informeren
B
Om te amuseren
C
Om te overtuigen
D
Om te beschrijven

Slide 21 - Quizvraag


Wat is het tekstdoel van een betoog?
A
amuseren
B
informeren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoort bij elkaar?
argumenten
conclusie
mening
inleiding
kern
slot

Slide 23 - Sleepvraag

Signaalwoorden: conclusie
In het slot van een betoog lees je meestal in één zin wat het belangrijkste is wat de schrijver wil vertellen. Die zin is de conclusie: zijn eindoordeel. Meestal herhaalt de schrijver dan zijn mening of hij geeft een samenvatting van alle informatie.

Slide 24 - Tekstslide

Je kent nu deze verbanden en signaalwoorden.
verband
signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook bovendien, daarnaast, verder
tijdsvolgorde
eerste, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals, ter illustratie
reden
want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk
conclusie
dus, kortom, dan ook

Slide 25 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een conclusie aan?
A
Ook
B
Echter
C
Concluderend
D
Daarnaast

Slide 26 - Quizvraag

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp van een tekst zegt.
De hoofdgedachte schrijf je op in één zin.

Slide 27 - Tekstslide

Zo vind je de hoofdgedachte in een tekst:
  1. Lees de inleiding, het slot en de titel van de tekst.
  2. Bepaal het onderwerp van de tekst.
  3. Schrijf in één zin op wat de schrijver over het onderwerp zegt.

De hoofdgedachte in een betoog is de mening over het onderwerp.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Een detail uit de tekst
B
De belangrijkste boodschap van de tekst
C
Een voorbeeld in de tekst
D
Een mening van de schrijver

Slide 29 - Quizvraag

Je gaat online aan de slag
  • Zorg dat de Test Jezelf van 3.3 af is.
  • Ga verder met de woordentrainer. 
  • Lees verder in je leesboek.

Slide 30 - Tekstslide