Herhaling H8.3 + H8.4

Herhaling H8.3 + H8.4
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H8.3 + H8.4

Slide 1 - Tekstslide

           Wat weet je al?
  • Hoe een land zijn internationale concurrentiepositie kan versterken
  • Welke handelsbelemmeringen er zijn
  • Wat de gevolgen van die handelsbelemmeringen zijn
  • Wat de kenmerken zijn van een ontwikkelingsland
  • Welke oorzaken er zijn voor onderontwikkeling
  • Hoe ontwikkelingslanden zich kunnen ontwikkelen

Slide 2 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie
De internationale concurrentiepositie geeft aan in hoeverre een land in staat is om beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen.

-> Dus Nederland moet goede kwaliteit
leveren tegen aantrekkelijke prijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Nederland kan niet altijd goedkoper produceren dan andere landen, want:
  • In andere landen kunnen de loonkosten lager zijn
  • Kan de grond goedkoper zijn
  • Kost energie opwekken niet zoveel geld als in Nederland

Zo kunnen er meerdere factoren meespelen!
Daarom wordt de productie verplaatst naar lagelonenlanden.

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent hoge lonen voor de export?

1. Door hogere lonen -> 2. zijn er hogere bedrijfskosten -> 3. zijn er hogere verkoopprijzen -> 4. is een verslechtering internationale concurrentiepositie -> 5. betekent dat er minder export van Nederlandse bedrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Protectiemaatregelen (protectionisme of handelsbelemmeringen) (1)
= Maatregelen om de productie en werkgelegenheid in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen. (tegenovergestelde is vrijhandel)
De EU kan bijvoorbeeld:
  • Invoerrechten heffen = de douane heft belasting op ingevoerde producten (douanerechten of importheffingen)
  • Contingentering of importquota = een maximum stellen aan het aantal producten dat mag worden ingevoerd.
  • Een invoerverbod = bepaalde goederen mogen dan helemaal niet worden ingevoerd in de EU
  • Exportsubsidie geven = de EU of de Nederlandse overheid geeft subsidie aan exporterende bedrijven. Die bedrijven kunnen hun producten dan goedkoper aan het buitenland verkopen.

Slide 6 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling
= dit betekent dat een product geproduceerd en geëxporteerd wordt door het land dat dit het beste en goedkoopste kan.
 

Slide 7 - Tekstslide

Vrijhandelszones
= groepen landen die geen onderlinge protectiemaatregelen hebben.

WTO = World Trade Organization = Wereld Handels Organisatie). Zij hebben de leiding over het afschaffen van protectiemaatregelen. Voorwaarde daarbij is dat de concurrentie tussen die landen eerlijk moet verlopen. Dus denk aan fatsoenlijke arbeidsomstandigheden, geen kinderarbeid en dezelfde milieuregels.

Slide 8 - Tekstslide

Nationaal inkomen
= het totaal van alle inkomens van de inwoners van een land per jaar.
Je kunt pas landen met elkaar vergelijken als je het inkomen per hoofd van de bevolking weet.

Inkomen per hoofd = nationaal inkomen/ aantal inwoners

Slide 9 - Tekstslide

Welvaart wordt ook bepaald door:
  • hoe de verdeling van het inkomen is;
  • hoeveel informele productie (zwart werk/ vrijwilligerswerk) en  

       zelfvoorziening (eigen moestuin) er zijn;

  • de hoogte van de prijzen.

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken van ontwikkelingslanden:
  • snelle bevolkingsgroei;
  • lage levensverwachting en hoog sterftecijfer;
  • slechte gezondheidszorg;
  • gebrekkige scholing --> veel analfabetisme;
  • slechte infrastructuur;
  • veel werkloosheid.


Slide 11 - Tekstslide

Vormen van ontwikkelingshulp

           
Structurele hulp = lange termijn
Noodhulp = korte termijn
Gebonden hulp = voor wat hoort wat

Slide 12 - Tekstslide