Oefening crebo-toets periode 2

Oefening crebo-toets 
Periode 2
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
CrebotoetsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefening crebo-toets 
Periode 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan de ledenverschillen vertonen op het gebied van kenmerken, eigenschappen of achtergronden.
A
Homogene groep
B
Heterogene groep

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een homogene groep?
A
De deelnemers zijn verschillend
B
De deelnemers hebben gemeenschappelijke kenmerken

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dementie?
A
Een geheugenstoornis waardoor je niets meer weet.
B
Dementie is een syndroom waardoor je hersenen zorgen dat je gaat trillen en soms agressief gedrag vertoont.
C
Een combinatie van symptomen waardoor de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. Het is een verzamelnaam voor ruim 50 ziektes.
D
Dementie is een verzamelnaam voor ziektes die lichamelijke problemen veroorzaken. Je wordt er bijvoorbeeld minder mobiel van.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het grootste verschil tussen mantelzorger en vrijwilliger
A
Mantelzorg is altijd je partner of kinderen
B
Vrijwilliger krijg je betaald mantelzorg niet
C
Om mantelzorger te zijn moet je minimaal 3 maanden zorg verlenen
D
Om vrijwilliger te zijn moet je minimaal 3 maanden zorg verlenen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

multimorbiditeit is?
A
bijkomende chronische ziekten bij mensen met een specifieke chronische ziekte,
B
iets wat afschuwelijk, ziekelijk gevonden wordt
C
wanneer er tijdens een ziekte tijdelijk een andere ziekte bij komt.
D
twee of meer – vaak chronische – ziekten bij dezelfde persoon

Slide 7 - Quizvraag

a is comorbiditeit
b is morbide
c is intercurrent
Welke cognitieve achteruitgang wordt vaak geassocieerd met veroudering?
A
Afname korte termijn geheugen
B
Toename korte termijn geheugen
C
Snelle informatieverwerking

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een delier?
A
Een plotseling optredende ernstige dementie.
B
Een plotseling optredende ernstige bloeding.
C
Een plotseling optredende ernstige dorstprikkel.
D
Een plotseling optredende ernstige verwardheid.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het sociale netwerk
A
De band die mensen met elkaar hebben
B
Iemand die je kent, maar met wie je niet als vrienden afspreekt
C
Op iemand kunnen rekenen
D
Alle mensen die je kent en die belangrijk voor je zijn

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke positieve effecten hebben sociale netwerken?
A
Depressiviteit
B
Emotionele steun
C
Verlatingsangst
D
Beïnvloeding

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke netwerken hebben
verpleegkundige? Benoem er
minimaal drie.

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Methodisch werken is
A
het opstellen van doelen
B
intuïtief handelen
C
een systematische aanpak
D
samenwerken met naasten

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt het verpleegproces in?
A
Een stappenplan voor nieuwe stagiairs
B
Een stappenplan voor de familie van de zorgvrager
C
Een stappenplan om zorgvragers goed te verzorgen en begeleiden
D
Een stappenplan na het overlijden van een zorgvrager

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ben ik goed voorbereid voor de toets?
0100

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies