In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Goedemiddag
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Een schoolkind is een kind tussen de
A
6 en 13
B
7 en 12
C
6 en 12
D
8 en 12
Slide 3 - Quizvraag
Waar of niet waar? Kinderen van 12 zijn vaak net zo 'handvaardig' als volwassenen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Bij schoolkinderen maakt het fantasiedenken plaats voor het realiteitsdenken, wat houdt realiteitsdenken in?
Slide 5 - Open vraag
Realiteitsdenken is het denken waarbij iemand de zaken ziet zoals ze zijn.
Rond het 7e jaar ontwikkelt zich het realiteitsdenken, veel kinderen krijgen te maken met tijdelijke angstgevoelens omdat ze bang zijn wat hen allemaal kan overkomen.
Slide 6 - Tekstslide
Naast het realiteitsdenken ontwikkelt ook het abstracte denkvermogen. Wat houdt abstract denken in?
Slide 7 - Open vraag
Bij het abstract denken gaat het om voorstellingen die men van bepaalde zaken kan maken, die men niet in de realiteit, als concreet tastbaar object, niet kan zien, voelen of met andere zintuigen waar kan nemen.
Slide 8 - Tekstslide
Noem een voorbeeld van abstract denken
Slide 9 - Open vraag
Schoolkinderen denken over het algemeen dat wanneer je je best doet het tot gevolg heeft dat je iets kunt. Dit is echter niet altijd zo, het kind kan te horen krijgen dat het iets minder goed kan en zich nog meer in moet spannen om het gewenste resultaat te bereiken
Wanneer er op hun inspanningen alleen maar slechte beoordelingen en onvoldoendes komen heeft dit een slechte invloed op de prestatiegerichtheid van het kind.
Het kan zijn dat het kind hierdoor compensatiegedrag gaat vertonen.
Slide 10 - Tekstslide
Wat houdt compensatiegedrag in?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat houdt geslachtsrijpheid in?
A
Dat iemand borsten krijgt
B
wanneer twee mensen voor het eerst seks met elkaar hebben
C
Iemand is in staat zich voort te planten
D
Iemand weet zeker dat het een man/vrouw/x is
Slide 13 - Quizvraag
De puber verandert de houding ten opzichte van zijn ouders, er is sprake van een losmakingsproces. Wat houdt losmakingsproces in?
Slide 14 - Open vraag
De puber wil graag zelfstandig zijn en verantwoordelijkheid dragen. Hierdoor ontstaan regelmatig conflicten tussen ouders en puber.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
De meeste pubers maken deel uit van een peergroup. Een groep leeftijdsgenoten met dezelfde status. Welke functies zal deze peergroup hebben voor de puber?
Slide 17 - Woordweb
De peergroup geeft de puber de ruimte om te experimenteren met zijn gedrag
De peergroup geeft de puber de ruimte/mogelijkheid om te experimenteren met alcohol, roken, drugs
Pubers gebruiken een peergroup vaak om zich te orienteren op verschillende zaken zoals normen en waarden.
De peergroup geeft de puber een gevoel van veiligheid en zekerheid.
Slide 18 - Tekstslide
De puber conformeert zich aan de normen rages en mode die gelden in een groep. Een puber past zich aan aan wat hoort, hij wil liever niet opvallen maar bij een groep horen en opgaan in die groep.
Dit gedrag noemen we ook wel conformisme
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht vandaag
Schrijf een blog over jouw puberteit. Hoe heb jij, of ervaar jij zaken als: