Ruilen over tijd paragraaf 1.3

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welkom H4!

Les 3 boekje ruilen over tijd

Planning van vandaag

1. Start les 

2. Leerdoelen 1.2 check

3.  Leerdoelen 1.3 + uitleg

4. Tijd voor huiswerk

1.2 Sparen of lenen?​

1. Je kunt uitleggen hoe het risico en de rente van leningen met elkaar samenhangen.

2. Je kunt met voorbeelden de verschillende spaarmotieven uitleggen 

3. Je kunt de financiële gevolgen van sparen berekenen.

4. Je kunt aangeven hoe rente, inflatie, de conjuncturele situatie en het consumentenvertrouwen met elkaar samenhangen en doorwerken 

op de keuzes voor sparen en lenen.

5. Je kunt met voorbeelden de verschillende leenmotieven uitleggen 

6. Je kunt de financiële gevolgen van lenen berekenen.

7. Je kunt de algemene prijs van tijd koppelen aan de individuele prijs van tijd.

1.3 De invloed van inflatie.

1. Je kunt een aantal maatregelen noemen waarmee de overheid de woningmarkt beïnvloedt en de effecten daarvan in een concrete situatie berekenen.

2. Je kunt uitleggen wat de invloed van inflatie is op sparen en lenen.

3. Je kunt de invloed van rente op de woonlasten toelichten.

4. Je kent het onderscheid tussen nominale en reële rente.

Inflatie/deflatie

Actueel

De gemiddelde CPI inflatie in Nederland in 2023 was 3.9%

De inflatie (cpi) daalt naar verwachting naar 2,9% in 2024, 

Comsumentenprijsindex (CPI)

Denkbeeldige winkelwagen met wat een gemiddeld huishouden koopt. Rekening met wat zwaarder weegt.

Koopkracht

De hoeveelheid goederen/diensten die je met je geld kunt kopen.​

Inflatie

Koopkracht

Inflatie en sparen/lenen

Deflatie en sparen/lenen

Huur of hypotheek?

Aflossing is elke maand hetzelfde + rente neemt af

Elke maand vaste lasten, verhouding aflossing/rente verschilt

1.3 De invloed van inflatie.

1. Je kunt een aantal maatregelen noemen waarmee de overheid de woningmarkt beïnvloedt en de effecten daarvan in een concrete situatie berekenen.

2. Je kunt uitleggen wat de invloed van inflatie is op sparen en lenen.

3. Je kunt de invloed van rente op de woonlasten toelichten.

4. Je kent het onderscheid tussen nominale en reële rente.

Aan de slag!

• Wat: 29 t/m 40 maar SKIP:  31, 35 en 38 

• Met wie: Alleen of in duo's op rustig geluidsniveau

• Doel: Behalen van de leerdoelen van paragraaf 1.3

• Klaar?: Ga je werken aan een ander vak.