tijd en verhaallijnen

Tijd en verhaallijnen
Pak je leesboek, werkboek (2V), schrift en laptop erbij
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Tijd en verhaallijnen
Pak je leesboek, werkboek (2V), schrift en laptop erbij

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1.  Lezen
  2. Check-in
  3. Theorie
  4. Check-out
  5. Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen twee soorten personages.

Slide 3 - Open vraag

Check-in
  • Onderwerpen: Verhaallijnen en tijd
  • Lesdoelen : 
Je kunt in een verhaal de verschillende verhaallijnen herkennen.
Je kunt tijdsprongen in een verhaal herkennen.


Slide 4 - Tekstslide

Theorie 1/2: Verhaallijnen
  • Verhaallijnen beschrijven wat een personage meemaakt.
  • Vaak hebben boeken één verhaallijn. Maar er zijn ook boeken met meerder verhaallijnen en dus meerder personages. 
  • Je herkent verschillende verhaallijnen door: 
- Een verhaal meerdere hoofdpersonen heeft met elk hun eigen perspectief (vanuit de ik maar ook vanuit hij of zij)
- Het verhaal speelt zich af in andere tijden
- Het verhaal speelt zich af op verschillende plaatsen

Slide 5 - Tekstslide

Theorie 2/2 Tijd
  • De tijdsduur waarin het verhaal verteld wordt noem je het vertelheden.
  • De verteltijd gaat over hoeveel woorden, bladzijdes en zinnen worden gebruikt.
  • De vertelde tijd is de tijdsperiode die plaats vindt in een verhaal. ' Het heeft tien jaar geduurd voordat Milan de liefde verklaarde aan Melanie'. 
  • Schrijvers vatten vaak een tijdsperiode samen en dat noemen wij een versnelling. Dit doen ze om onbelangrijke informatie over te slaan.
  • Daarnaast beschrijven auteurs een gebeurtenis langer dan dat het daadwerkelijk duurt. Dit noemen wij vertraging. 
  • In verhalen kan de tijd in juiste volgorde worden beschreven (chronologisch).
  • Maar het kan ook met tijdsprongen worden verteld. Het loopt niet chronologisch. Dit kan je bijvoorbeeld herkennen aan de volgende dag of een paar uur zijn verstreken.
  • Een schrijver kan ook de de
  • Hiervoor maken schrijvers gebruik van flashbacks óf flash forwards. Je gaat terug de tijd in of juist door de toekomst.
  • Verhalen kunnen beginnen met een proloog. Dit is een korte tekst die voorafgaat waarin iets wordt verklapt over het verloop of afloop van het verhaal.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Hoe noem je een verhaal die in de juiste tijdsvolgorde is geschreven

Slide 9 - Open vraag

Een verhaal die begint in het verleden maar teruggaat naar het vertelheden ondergaat een tijdsprong. Hoe noem je dit?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de vertel tijd en de vertelde tijd?

Slide 11 - Open vraag

Oefenen
  1. Wat moet je doen? Maak opdracht 2 op pagina 74 van je vwo boek.
  2. Hoe moet je dit doen? Ga in duo's of trio's aan de slag en begin met de vragen eerst te lezen en dan de tekst.
  3. Hulp? Jullie kunnen elkaar prima helpen en anders ben ik er ook nog voor vragen.
  4. Klaar? Schrijf een grove verhaallijn uit. Ga nog niet in detail. 
  5. Uitkomst: laat je werk zien en kijk het na  

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
  • Voor de volgende les heb je uitgeschreven:
  • Personages 
  • Verhaallijnen 
  • Tijd 

Slide 13 - Tekstslide