Boek

2 minuten voordat de les begint

  • telefoon weg tot toestemming
  • boeken/agenda op tafel.
  • Blz. 62 handboek en blz. 56 werkboek
  • stilte
timer
2:00
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2 minuten voordat de les begint

  • telefoon weg tot toestemming
  • boeken/agenda op tafel.
  • Blz. 62 handboek en blz. 56 werkboek
  • stilte
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

LET OP! PROEFWERK IS 17 JANUARI


Thema 3. Blz 62 t/m 77 handboek
Blz 56 t/m 73 werkboek

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Boek met z'n allen nakijken. 
Oefenen voor proefwerk

Slide 3 - Tekstslide

Basisstof 3.1
Antwoord opdracht 1
Trombose
Antwoorden opdracht 2
maag
dijbeen
dijspier
long
hart
oog
Antwoorden opdracht 3
bloedvatenstelsel
beenderstelsel
verteringsstelsel
bloedvatenstelstel
verteringsstelsel 
beenderstelsel
Antwoorden opdracht 4
1. Organen zijn delen van organismen die bepaalde taken uitvoeren
2. Wortels, bladeren, stengels
3. Donororganen zijn organen die iemand na zijn overlijden ter beschikking stelt aan andere mensen
4. Een organenstelsel
5. De vorm van een cel hangt samen met de functie van de cel
6. Een weefsel

Slide 4 - Tekstslide

Basisstof 3.2
Antwoord opdracht 6
1. Kunnen waarnemen
2. De hele proef kan mislukken
Antwoord opdracht 7
maag
dijbeen
dijspier
long
hart
oog
Antwoord opdracht 8
Antwoorden vraag 4

Slide 5 - Tekstslide

Basisstof 3.3
Antwoord opdracht 10
1. Onderzoekt cellen en weefsels
2. omdat de weeksels kunnen worden verwisseld
3. De kleuren van de cellen zijn beter te zien. 
Antwoorden opdracht 14
1. Nee
2. Je moet dan aan de kleine schroef draaien
4. Nee
Antwoord opdracht 15
1. a. je dan gemakkelijker het voorwerp in het preparaat vindt.
   b. dan de kans klein is dat je met het objectief tegen het preparaat aan komt.
2. je dan het objectief door het preparaat kunt draaien. 
3. p. 

Slide 6 - Tekstslide

Basisstof 3.4
Antwoorden opdracht 16
1. nummer 1. 
2. Bij de opname en afgifte van stoffen
3. Celkern
4. regelt alles wat er in de cel gebeurt
5. Celplasma

Slide 7 - Tekstslide

Basisstof 3.5
Antwoorden opdracht 18
Antwoorden opdracht 19
1. Doordat de cellen bladgroenkorrels bevatten
2. Een vacuole is een 'blaasje'  gevuld met vocht
3. Celwanden zorgen voor stevigheid. 
Antwoord opdracht 22

Slide 8 - Tekstslide

Basisstof 3.6
Antwoorden opdracht 23
1. Deze cellen zijn nodig om oude (dode) cellen te vervangen en om te groeien
2. Door plasmagroei
3. Chromosomen
4. Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA
5. De informatie voor erfelijke eigenschappen bevindt zich in het DNA
6. Dit komt doordat voor de celdeling van ieder chromosoom een kopie is gemaakt. 
Antwoorden opdracht 24

Slide 9 - Tekstslide

Basisstof 3.7
Antwoorden opdracht 26
1. Deze cellen zijn nodig om oude (dode) cellen te vervangen en om te groeien
2. Door plasmagroei
3. Chromosomen
4. Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA
5. De informatie voor erfelijke eigenschappen bevindt zich in het DNA
6. Dit komt doordat voor de celdeling van ieder chromosoom een kopie is gemaakt. 

Slide 10 - Tekstslide


Ga naar Lesson Up en wacht op de klascode.....

Slide 11 - Tekstslide

Nu mogen jullie de telefoon pakken. 
timer
0:30

Slide 12 - Tekstslide


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 13 - Quizvraag


Cellen
A
zijn in werkelijkheid platte 'dingen'
B
lijken een beetje op een zakje met wat vocht.
C
zijn groter dan organen
D
zijn helemaal lege 'dingen'

Slide 14 - Quizvraag

Zet op volgorde van groot naar klein:
cel - organisme - organenstelsel - orgaan

Slide 15 - Open vraag

Het hart is
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 16 - Quizvraag

Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 17 - Quizvraag

De huid is een voorbeeld van:
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 18 - Quizvraag

Welke is de plantencel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag

Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 20 - Quizvraag

voet
stelschroef
diafragma
tafel
objectief
tubus

Slide 21 - Sleepvraag

Met welk onderdeel van de microscoop draai je een ander objectief met een grotere vergroting voor?
A
Oculair
B
Revolver
C
Tubus
D
Tafel

Slide 22 - Quizvraag

met welk onderdeel kunnen we licht regelen bij microscoop
A
objectief
B
grote schroef
C
diafragma
D
revolver

Slide 23 - Quizvraag

Jasmijn kijkt door haar microscoop. Haar oculair vergroot 10x en haar objectief 4x. Hoe vaak is haar beeld vergroot?
A
4x
B
10x
C
40x
D
400x

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad

Slide 25 - Quizvraag

Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier vergroot je het preparaat
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 26 - Quizvraag

Met welk onderdeel van de microscoop draai je een ander objectief met een grotere vergroting voor?
A
Oculair
B
Revolver
C
Tubus
D
Tafel

Slide 27 - Quizvraag

De microscoop houd je vast aan de tafel.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Statief
Oculair
Preparaat
Hieraan pak je de microscoop vast
Bovenste lens
op een microscoop waar je door kijkt
twee glasplaatjes waartussen iets ligt dat je wilt bekijken

Slide 29 - Sleepvraag

In welke volgorde ruim je de microscoop op?
  1. .
  2. .
  3. .
  4. .
  5. .
rode objectief onder tubus
preparaat weghalen
lampje uit
tafel omlaag draaien
microscoop oppaken en wegbrengen

Slide 30 - Sleepvraag

Cytoplasma
Celmembraan
Kern

Slide 31 - Sleepvraag

Welke uitspraak klopt?
Na celdeling zijn er:
A
Twee kleine dochtercellen
B
Een grote moedercel en een kleine dochtercel

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
92
C
46

Slide 33 - Quizvraag

Bij celdeling is de juiste volgorde:
A
celdeling - plasmagroei - kerndeling
B
plasmagroei - kerndeling - celdeling
C
kerndeling - celdeling - plasmagroei

Slide 34 - Quizvraag

Waardoor wordt elke dochtercel na afloop van de celdeling net zo groot als de moedercel?

A
veel eten
B
celdeling
C
kerndeling
D
plasmagroei

Slide 35 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de celdeling in je lichaam als je nog groeit?
A
Er ontstaan evenveel nieuwe cellen als dat er oude doodgaan.
B
Er ontstaan meer nieuwe cellen dan dat er oude doodgaan
C
Er ontstaan minder nieuwe cellen dan dat er oude doodgaan.

Slide 36 - Quizvraag

Welke cel of cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke cel
B
Plantaardige cel
C
Dierlijke en plantaardige cel
D
Geen van beide

Slide 37 - Quizvraag

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 38 - Sleepvraag

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 39 - Sleepvraag

Welk van de delen van het organisme is een orgaan
A
een blad van een boom
B
een spiercel van een mens
C
het zenuwstelsel van een mens
D
het bottenstelsel van een mens

Slide 40 - Quizvraag

Telefoons weg!
  • Je moet oorzaken en gevolgen van hart- en vaatziekten kunnen noemen
  • Je moet kunnen aangeven hoe je de kans op hart- en vaatziekten kunt verkleinen

Slide 41 - Tekstslide