Duurzaamheid BB 125 t/m 132

                        Duurzaamheid BB 125-132
                            Aardrijkskunde
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

                        Duurzaamheid BB 125-132
                            Aardrijkskunde

Slide 1 - Tekstslide

Kan de aarde ons dragen?

Slide 2 - Tekstslide

Kan de aarde ons dragen?
  • Je weet wat draagkracht en een ecologische voetafdruk zijn
  • Je begrijpt waardoor de draagkracht van de aarde in gevaar komt en waarom we duurzaam moeten leven

Slide 3 - Tekstslide

Wat komt er in je op bij
het begrip 'duurzaamheid'?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Het boek zegt: 'Natuurlijke hulpbronnen zijn producten uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken.'
Geef 3 voorbeelden van natuurlijke hulpbronnen.

Slide 6 - Open vraag

Hernieuwbare bronnen
Niet hernieuwbare bronnen
Hout
Aardolie
Steenkool
Voedsel
Goud

Slide 7 - Sleepvraag

Bevolkingsprognose




Meer mensen = meer verbruik

Meer welvaart = meer verbruik

Landen worden steeds rijker (welvarender) 

Slide 8 - Tekstslide

Sleep de energiebronnen naar de juiste plaats in het diagram.
4%
11%
38%
42%
Aardgas
Steenkool
Aardolie
Duurzame energie

Slide 9 - Sleepvraag

Hieronder zie je zes voorbeelden van fossiele en duurzame energiebronnen. Herken jij ze? Zet ze bij het juiste rijtje
Fossiele energie
Duurzame energie

Slide 10 - Sleepvraag

Programma
  • Hoe draagt voedsel bij aan je voetafdruk?
  • Wat verandert er in de voedselindustrie?
  • Wat verandert er in arme landen?
  • Wat kun je zelf doen?

Slide 11 - Tekstslide

Voedsel en voetafdruk
  • Iedereen op de wereld heeft voedsel nodig. Sommige mensen eten wel meer dan anderen.

  • Voedsel verbouwen kost ruimte. 

  • Sommige soorten voedsel kosten meer ruimte dan andere.

  • Sommige soorten voedsel leveren ook meer energie dan andere.

  • Wat je eet bepaalt voor een groot deel je voetafdruk.

Slide 12 - Tekstslide

Voedsel meten we in calorieën (afgekort: cal). Een calorie is een soort brandstof. Hoeveel calorieën je eet, kun je vergelijken met hoeveel liter benzine je in een auto tankt. Sommige producten hebben meer calorieën dan andere. Hoe kom jij aan al jouw calorieën?
Aardappel
75cal per 100gr
Brood
200cal per 100gr
Rundvlees
290cal per 100gr
Eieren
140cal per 100gr
Sla
15cal per 100gr

Slide 13 - Tekstslide

Hier is het duidelijk: het graan waarvan jouw brood wordt gemaakt, heeft ruimte nodig om te groeien.
Hier zit het anders. Deze biefstuk heeft ook ruimte nodig om rond te lopen, maar moet zelf ook eten. En hoe zit het als je melk van een koe drinkt?

Slide 14 - Tekstslide

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A: Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.

B: Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.

C: Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.

D: Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.


                                                             Antwoord invullen op volgende slide!

Slide 15 - Tekstslide

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A
Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.
B
Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.
C
Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.
D
Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.

Slide 16 - Quizvraag

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A: Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.

B: Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.

C: Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.

D: Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.


                

Slide 17 - Tekstslide


Van voedsel naar hectare
  • Je weet nu dat in verschillende soorten voedsel meer of minder calorieën zitten.

  • Er zit ook een verschil in hoeveel ruimte al dit voedsel nodig heeft voor hetzelfde aantal calorieën.

  • Links zie je hoeveel calorieën je per voedselsoort kunt maken op één hectare grond in één jaar.

  • Als je alleen maar aardappelen zou eten, zou je dus veel minder ruimte nodig hebben dan wanneer je alleen maar tarwe zou eten.
Calorieën per hectare per voedingsmiddel

Slide 18 - Tekstslide


Hoe zit het met vlees?
  •  Dieren kosten heel veel ruimte.

  • Dat komt omdat dieren niet alleen ruimte innemen, maar zelf ook moeten eten.

  • Koeien, waar ze biefstuk van maken, eten zes keer zo veel calorieën als ze opleveren.

  • Je kunt dus kiezen:
    600 calorieën aan aardappelen eten óf
    100 calorieën aan rundvlees eten


  • Er spelen ook andere dingen mee: de winden die koeien laten zijn slecht voor het milieu. Ook is veel water nodig.
20 kilo aardappelen
Genoeg voor 7 mensen
Meteen opeten
7 blije mensen
Gebruiken als voer
Een blije koe
Vlees opeten
1 blij mens

Slide 19 - Tekstslide

Welke stelling is waar?
A: Als je aardappelen zelf opeet, is dat beter voor het milieu dan wanneer je ze gebruikt als                   veevoer.

B: Het maakt niets uit hoe je voedsel verwerkt. Het heeft altijd dezelfde voedingswaarde.

C: Het maakt niets uit wat je eet, alles is even slecht voor je voetafdruk.

D: Vlees bevat meer calorieën per 100 gram. Dat is dus de meest efficiënte manier van eten.


                                                             Antwoord invullen op volgende slide!

Slide 20 - Tekstslide

Welke stelling is waar?
A
Als je aardappelen zelf opeet, is dat beter voor het milieu dan wanneer je ze gebruikt als veevoer.
B
Het maakt niets uit hoe je voedsel verwerkt. Het heeft altijd dezelfde voedingswaarde.
C
Het maakt niets uit wat je eet, alles is even slecht voor je voetafdruk.
D
Vlees bevat meer calorieën per 100 gram. Dat is dus de meest efficiënte manier van eten.

Slide 21 - Quizvraag

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A: Als je aardappelen zelf opeet, is dat beter voor het milieu dan wanneer je ze gebruikt als veevoer.

B: Het maakt niets uit hoe je voedsel verwerkt. Het heeft altijd dezelfde voedingswaarde.

C: Het maakt niets uit wat je eet, alles is even slecht voor je voetafdruk.

D: Vlees bevat meer calorieën per 100 gram. Dat is dus de meest efficiënte manier van eten.


                                                 

Slide 22 - Tekstslide

Weet je nog van de vorige les? Arme landen worden steeds rijker. Hierdoor gaan ze ook anders eten. Wat betekent dat voor de wereldwijde voetafdruk?
Indiaas gerecht
Curry met rijst, tomaat en koriander
Europees gerecht
Vooral veel vlees, met een beetje
aardappel en groente

Slide 23 - Tekstslide

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A: Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

B:
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.

C: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

D: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.


                                                             Antwoord invullen op volgende slide!

Slide 24 - Tekstslide

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.

Slide 25 - Quizvraag

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A: Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

B:
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.

C: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

D: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.


Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel liter water denk jij dat je per dag gebruikt?
(0 tot 10.000 liter)
010000

Slide 27 - Poll

Het grootste gedeelte van het zoetwater is voor de mensen bereikbaar, het kleinste gedeelte zit in ijskappen, gletsjers en in de grond.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Wat denk jij dat het gevolg kan zijn van het veelvuldig oppompen van grondwater?

Slide 29 - Open vraag

Hoeveel % van al het zoete water denk jij dat er naar de landbouw gaat?
A
20
B
60
C
40
D
80

Slide 30 - Quizvraag

Wat is jouw voedsel- en waterafdruk?



Op de website (link in volgende slide) kun je jouw 
voedsel- en  waterafdruk meten en vergelijken.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Van al het water op aarde
is ____% zoet water
A
0,25
B
2,5
C
22,5
D
25

Slide 33 - Quizvraag

Hoeveel % van het oppervlak van de wereld bestaat uit water?
A
51
B
61
C
71
D
81

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel liter water per dag gebruik jij volgens de test?
5557076

Slide 35 - Poll

Gebruik jij meer of minder liter water per dag dan dat je eerder had gedacht?
Meer liter
Minder liter

Slide 36 - Poll

Gebruik jij meer of minder liter water dan het gemiddelde van de klas?
Meer liter
Minder liter

Slide 37 - Poll

Gebruik jij meer of minder liter water dan dat er per wereldbewoner beschikbaar is? (2740 liter)
Meer liter
Minder liter

Slide 38 - Poll

Wat kun je doen om je eigen waterafdruk te verminderen?

Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Video