Voorbeeldzinnen: 1. De bloemist(ond) had de mooie bos rozen in de vensterbank gezet.
actief --> de bloemist zet.....
2. Pas na drie dagen was onze auto(ond) gerepareerd.
passief --> onze auto doet niets
3. Zij(ond) heeft altijd opgekeken tegen deze slimme leerling.
actief --> zij kijkt op....
4. Het hondje(ond) werd iedere dag op hetzelfde tijdstip uitgelaten.
passief --> het hondje doet niets (laat zichzelf niet uit)
5. Waarom eet jij(ond) de korsten van de pizza niet op? actief --> jij eet