303

Zoek je plek.        
Pak je
spullen
Lees in je 
leesboek
Deze les:
- Lezen
- Korte herhaling vorige les
- HW bespreken

Start 4.2
- Geleidbaarheid

Opdrachten
- 26
- Begrippen- en formulelijst
Afsluiting





5 min
2 min 
5 min


5 min


10 min

2 min








1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zoek je plek.        
Pak je
spullen
Lees in je 
leesboek
Deze les:
- Lezen
- Korte herhaling vorige les
- HW bespreken

Start 4.2
- Geleidbaarheid

Opdrachten
- 26
- Begrippen- en formulelijst
Afsluiting





5 min
2 min 
5 min


5 min


10 min

2 min








Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Stroomsterkte
Hoe hoger de stroomsterkte, hoe meer elektronen er per seconde door iets heen gaan.

Je zegt:
Door dit lampje loopt een stroom van 3 ampère.
Je schrijft:
I = 3 A 

Slide 5 - Tekstslide

Spanning
Hoe hoger de spanning, hoe meer energie de elektronen mee krijgen.


Je zegt:
Over deze stroomkring staat een spanning van 7 volt.
Je schrijft:
U = 7 V

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Huiswerk:
Maak 4, 9 en 10

Slide 8 - Tekstslide

  • plus
  • min
  • min
  • plus

Slide 9 - Tekstslide

9a
  • Als de draad is doorgeknipt is er geen gesloten stroomkring meer, en stopt de gloeidraad dus met gloeien
9b
  • Ook nu is de stroomkring niet meer gesloten, dus kan de gloeidraad niet gloeien.
9c
  • De elektronen moeten na de gloeidraad door kunnen stromen om plaats te maken voor nieuwe elektronen met nieuwe energie.

Slide 10 - Tekstslide

10a
  • Spanning is de oorzaak van stroom.
10b
  • Eerst zit er een groot ladingsverschil tussen de twee polen van de batterij, dat is spanning. Daardoor gaan de elektronen stromen als de polen verboden worden. Dit is de stroom.
10c
  • In de tekst wordt de batterij vergeleken met een pomp.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Hoe zorg je ervoor dat er zo min mogelijk energie verloren gaat bij het vervoeren van energie?

Slide 13 - Tekstslide

Waar is geleidbaarheid van afhankelijk?
1: Het soort materiaal

Elk materiaal heeft een andere geleidbaarheid.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Waar is geleidbaarheid van afhankelijk?
2: Dikte van de draad

Hoe dikker de draad, hoe beter hij geleidt.

Slide 16 - Tekstslide

Waar is geleidbaarheid van afhankelijk?
3: Lengte van de draad

Hoe langer de draad, hoe moeilijker hij geleidt

Slide 17 - Tekstslide

Waar is geleidbaarheid van afhankelijk?

1: soort materiaal
2: dikte van de draad
3: lengte van de draad

Slide 18 - Tekstslide

Geleidbaarheid
Geleidbaarheid geeft aan hoe makkelijk elektronen door iets kunnen bewegen.

Je zegt:
Dit apparaat heeft een geleidbaarheid van 20 siemens.
Je schrijft:
G = 20 S

Slide 19 - Tekstslide

Weerstand
Weerstand geeft aan hoe moeilijk elektronen door iets kunnen bewegen.

Je zegt:
Dit apparaat heeft een weerstand van 6 ohm.
Je schrijft:
R = 6  

Ω

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag

Maak van 3.2:
- opdracht 26
- een begrippenlijst met de betekenissen van de
   blauwe woorden uit de paragraaf
- een overzicht van alle formules uit 3.2

timer
10:00
Volgende les controle op meenemen boek en schrift.

Slide 21 - Tekstslide

Volgende keer:
Huiswerk:
Opdracht 26
Begrippen- en formulelijst

Slide 22 - Tekstslide