Les 2 van § 2.5 (2VMB)
1 / 41
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
De Nederlandse steden....
A
veranderen niet
B
veranderen continu
Slide 19 - Quizvraag
De Nederlandse stad bestaat uit...
A
3 onderdelen
B
5 onderdelen
C
10 onderdelen
Slide 20 - Quizvraag
Dit stadsonderdeel bestaat uit winkels, kantoren en heel smalle straatjes.....
A
binnenstad
B
laagbouw jaren 70 en 80
C
vinex-wijken
D
hoogbouw jaren 60 en 70
Slide 21 - Quizvraag
Hier zijn veel, oude, kleine, lage, goedkope woningen. Er is weinig groen.
A
binnenstad
B
laagbouw jaren 70 en 80
C
vinex-wijken
D
19e eeuwse woonwijken
Slide 22 - Quizvraag
Dit zijn nieuwe wijken, gebouwd aan de rand van de stad.
A
binnenstad
B
laagbouw jaren 70 en 80
C
vinex-wijken
D
19e eeuwse woonwijken
Slide 23 - Quizvraag
Dit zijn wijken met kleine, goedkope woningen. Soms woon je wel op de 10e verdieping!
A
hoogbouw jaren 60 + 70
B
laagbouw jaren 70 en 80
C
vinex-wijken
D
19e eeuwse woonwijken
Slide 24 - Quizvraag
Hier staan nieuwe woningen voor zowel mensen met lage- als midden- en hoge inkomens
A
hoogbouw jaren 60 + 70
B
laagbouw jaren 70 en 80
C
vinex-wijken
D
19e eeuwse woonwijken
Slide 25 - Quizvraag
Hier staan woningen van zo'n 50 jaar oud. De woningen hebben vaak eigen tuinen en zijn ruim.
A
hoogbouw jaren 60 + 70
B
laagbouw jaren 70 en 80
C
vinex-wijken
D
19e eeuwse woonwijken
Slide 26 - Quizvraag
Deze kleine woningen zijn ruim 100 jaar oud. Meestal wonen er armere mensen. In de opgeknapte woningen wonen rijkere mensen.
A
hoogbouw jaren 60 + 70
B
laagbouw jaren 70 en 80
C
vinex-wijken
D
19e eeuwse woonwijken
Slide 27 - Quizvraag
Wanneer ik een stad in rijd, dan kom ik als eerste de.....
A
nieuwe woonwijken tegen
B
oudste delen van de stad tegen
Slide 28 - Quizvraag
Door suburbanisatie....
A
werd de stad rijker
B
verarmde de stad
Slide 29 - Quizvraag
Welke mensen vertrokken tijdens de periode van suburbanisatie vooral?
A
studenten
B
mensen met een migratie achtergrond
C
rijkere gezinnen met kinderen
Slide 30 - Quizvraag
Wat past niet in het rijtje?
A
Hoog opgeleid
B
werkloosheid
C
achterstallig onderhoud
D
onveilig
Slide 31 - Quizvraag
Met segregatie bedoelen we dat kwetsbare mensen......
A
verspreid van elkaar wonen
B
allemaal bij elkaar wonen.
Slide 32 - Quizvraag
In probleemwijken is de leefbaarheid......
A
goed
B
slecht
Slide 33 - Quizvraag
De stadsbesturen .....
A
zijn blij met suburbanisatie
B
zijn niet blij met suburbanisatie
Slide 34 - Quizvraag
Het hebben van een diploma en een baak maakt je als mens.....
A
kwetsbaar
B
stabiel
Slide 35 - Quizvraag
Méér surveillance door politie.....
A
vergroot het gevoel van veiligheid
B
verkleind het gevoel van onveiligheid
Slide 36 - Quizvraag
Renovatie van woningen is .....
A
een verslechtering van de woonwijk
B
een verbetering van de woonwijk
Slide 37 - Quizvraag
Na renovatie worden de koop- en huurprijzen van woningen
A
lager
B
hoger
Slide 38 - Quizvraag
Bij herstructurering ......
A
worden oude woningen opgeknapt
B
komen nieuwe woningen in de plaats van oude gebouwen
Slide 39 - Quizvraag
De stadsbesturen hebben het liefst....
A
dat arm en rijk gescheiden van elkaar wonen
B
dat arm en rijk samenwonen in woonwijken.
