Quiz elektriciteit

In een schakeling zijn drie lampjes parallel geschakeld.
Welke bewering over de stroom en de stroomsterkte in deze schakeling is waar?
A
De stroomsterkte is overal in de stroomkring gelijk.
B
De totale stroomsterkte is gelijk aan de stroomsterkte door het laatste lampje.
C
De totale stroomsterkte vind je door de stroomsterktes door de drie lampjes bij elkaar op te tellen.
D
De stroom kan meer dan één route volgen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

In een schakeling zijn drie lampjes parallel geschakeld.
Welke bewering over de stroom en de stroomsterkte in deze schakeling is waar?
A
De stroomsterkte is overal in de stroomkring gelijk.
B
De totale stroomsterkte is gelijk aan de stroomsterkte door het laatste lampje.
C
De totale stroomsterkte vind je door de stroomsterktes door de drie lampjes bij elkaar op te tellen.
D
De stroom kan meer dan één route volgen.

Slide 1 - Quizvraag


Welk nummer geeft de schakeldraad aan?
A
1
B
2
C
3

Slide 2 - Quizvraag

Op een broodrooster zit het typeplaatje uit de afbeelding.
Wat is het vermogen van deze broodrooster?

A
850 Watt
B
230 Volt
C
50 Hz

Slide 3 - Quizvraag

Het energieverbruik in kilowattuur bereken je met de formule E = P ∙ t.
In welke eenheden moet je het vermogen en de tijd invullen?
A
het vermogen in kW en de tijd in minuten
B
het vermogen in W en de tijd in uren
C
het vermogen in kW en de tijd in uren
D
het vermogen in W en de tijd in minuten

Slide 4 - Quizvraag

In welke situaties schakelt een zekeringen de stroom in een groep uit?
A
Overbelasting
B
Oververhitting
C
Als stroom weg lekt
D
Als iemand onder stroom staat

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel energie verbruikt een waterkoker van 2 kW als hij 30 minuten wordt gebruikt?
A
1 kWh
B
4 kWh
C
30 kWh
D
60 kWh

Slide 6 - Quizvraag

De volgende vragen gaan over het omrekenen van eenheden. Vul bij deze vragen alleen een getal in. 
Dus:
Is de vraag: 2 A is ... mA
Is jouw antwoord: 2000

Slide 7 - Tekstslide

0,002 A = … mA

Slide 8 - Open vraag

0,015 A = … mA

Slide 9 - Open vraag

31 mA = … A

Slide 10 - Open vraag

486 mA = … A

Slide 11 - Open vraag

600 W = … kW

Slide 12 - Open vraag

3,2 kW = … W

Slide 13 - Open vraag

Welke lampjes blijven branden als je de schakelaar open doet?
A
1
B
2,3
C
allemaal
D
geen

Slide 14 - Quizvraag

lees goed!
Alleen lampje 1 en 3 zijn hetzelfde.
Hoe groot is de stroom in ampere door lampje 2?

Slide 15 - Open vraag

Een broodrooster van 380 W is aangesloten op een spanning van 230 V.
De broodrooster staat aan. Door de broodrooster loopt dan een stroom van:
A
0,016 A
B
0,6 A
C
1,65 A
D
87,4 A

Slide 16 - Quizvraag

Bram heeft een zware computer. Om goed te draaien heeft deze computer gemiddeld 0,25 kW aan vermogen nodig. Zijn computer staat 4 uur per dag aan.
Hoeveel Elektrische energie gebruikt Bram in een jaar als zijn computer elke dag aan staat?
A
1
B
91,25
C
365
D
1460

Slide 17 - Quizvraag

Lees de stroomsterkte af (geen eenheid!)

Slide 18 - Open vraag

De stroomsterkte door lampje één is 2 ampère. Hoe groot is de stroom door lampje twee?
A
0,5 A
B
1 A
C
2 A
D
4 A

Slide 19 - Quizvraag

Op welke plaats is de stroomsterkte het grootst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 20 - Quizvraag

Fase
Aarde
Nul
Schakel

Slide 21 - Sleepvraag

Meneer vd Want gaat met oud en nieuw oliebollen bakken. Hij zet drie frietpannen tegelijk aan, maar bij de derde pan vliegt te stroom er opeens uit. Hoe komt dit?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting
C
Aardlek

Slide 22 - Quizvraag

Op het lampje van een zaklamp staat: 2,2 V en 50 mA.
Hoe groot is het vermogen van dit lampje als het op de juiste spanning wordt
aangesloten?
A
0,0227 W
B
0,11 W
C
22,7 W
D
110 W

Slide 23 - Quizvraag

Quiz elektriciteit

Slide 24 - Tekstslide