BBL socialezekerheidsrecht - les 8 uitloop/herhaling

Socialezekerheidsrecht
Les 8
Uitloop & Herhaling (op verzoek)
Afsluitende opdracht
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Sociale zekerheidsrechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Socialezekerheidsrecht
Les 8
Uitloop & Herhaling (op verzoek)
Afsluitende opdracht

Slide 1 - Tekstslide

Afsluitende opdracht
  • Zie Canvas (kijk mee!);
  • Vragen? Stel ze!;
  • Werk alleen en in stilte;
  • Deadline dinsdag 9 april 2024, 23.59 uur in Canvas;
  • Herkansers basiskennis recht -> kom vooraan zitten voor vragen/bijles!  

Slide 2 - Tekstslide

Werkloosheidswet (WW)

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer ben je werkloos?
Als de werknemer:
  1. Ten minste 5 arbeidsuren per kalenderweek verliest, of, indien de werknemer minder dan 10 uur per week werkte, ten minste de helft van het gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek verliest; en
  2. Loonverlies heeft (bij doorbetaling loon geen recht op WW); en
  3. Beschikbaar is voor arbeid. 

Arbeidsuren = een uur waarover de werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen of recht heeft op inkomen uit arbeid

Slide 4 - Tekstslide

Referte-eis
Wekeneis
De werknemer moet in de periode van 36 weken direct voorafgaand aan de werkloosheid, ten minste 26 weken als werknemer hebben gewerkt. 
Referte-eis
Jareneis (vier-uit-vijf-eis)
De werknemer heeft in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan de werkloosheid, ten minste vier kalenderjaren 208 uren of meer hebben gewerkt; of
Onmiddellijk voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag recht hebben op een loongerelateerde WGA-, IVA of WAO uitkering. 

Slide 5 - Tekstslide

Duur van de uitkering
Duur is afhankelijk van arbeidsverleden:
  • Voldoet aan weken-eis = drie maanden (basisuitkering)
  • Voldoet ook aan jaren-eis = vier maanden 
  • Duurt maximaal 24 maanden (gekoppeld aan arbeidsverleden, eerste 10 jaar per werkjaar één maand WW, daarna per werkjaar halve maand WW)

Slide 6 - Tekstslide

Hoogte van de uitkering
  • Eerste twee maanden: 75% van het laatstverdiende loon
  • Derde maand: 70% van het laatstverdiende loon
  • Verlengde uitkering tot 24 maanden: 70% van het laatstverdiende loon (duur is gekoppeld aan arbeidsverleden)
  • Maximumdagloon is €264,57 (in 2023)
  • Bij gedeeltelijke werkloosheid is het een evenredig deel (50% werkloos is 50% van de uitkering)
  • Er is geen sprake van een vermogenstoets of partnertoets. 
Laatstverdiende loon = dagloon dat de werknemer de laatste twaalf maanden vóór de werkloosheid gemiddeld heeft verdiend, inclusief vakantietoeslag en een eventuele dertiende maand.

Slide 7 - Tekstslide

Berekening arbeidsverleden
Twee delen:
  1. Het feitelijke arbeidsverleden = het aantal kalenderjaren waarin een werknemer sinds 1998 in loondienst heeft gewerkt. Tot 2013 minimaal 52 dagen gewerkt, na 2013 minimaal 208 uren gewerkt;
  2. Het fictieve arbeidsverleden = het aantal kalenderjaren vanaf het jaar waarin de werknemer 18 jaar is geworden tot en met 1997, tenzij de werknemer vóór 1997 is begonnen met werken, dan tel je tot dat jaar.

Slide 8 - Tekstslide

Arbeidsverleden
Arbeidsverleden tot en met 10 jaar
Bij een arbeidsverleden dat niet meer is dan 10, levert elk gewerkt jaar 1 maand uitkering op -> 8 jaar arbeidsverleden betekent dus 8 maanden WW.

Arbeidsverleden vanaf 11 jaar
Bij een arbeidsverleden langer dan 11, geldt het volgende:
- Elk gewerkt jaar vóór 2016 levert 1 maand WW op
- Elk gewerkt jaar vanaf 2016 levert ½ maand WW op
Dit is overgangsrecht. Met ingang van 2016 is de hoofdregel namelijk dat gedurende de eerste 10 jaar 1 maand WW per gewerkt jaar opgebouwd wordt en vervolgens een ½ maand per gewerkt jaar. In verband met rechtszekerheid wordt echter rekening gehouden met de tijd vóór de wetswijziging.
De maximumduur van de WW is (tevens als gevolg van deze wetsverandering afgebouwd van 38 tot) 24 maanden.





Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld arbeidsverleden
Stel de uitkering gaat in op 1 augustus 2022.
Aantal jaren vanaf het jaar waarin de werknemer 18 jaar wordt:
  1. Henk is geboren in 1968, wordt in 1986 dus 18 jaar. Tot 1998 heeft hij een fictief arbeidsverleden van 12 jaar (1986-1998). 
  2. Van 1998 tot en met 2021 heeft Henk fulltime gewerkt, is dus een feitelijk arbeidsverleden van 24 jaar. In totaal is zijn arbeidsverleden dus 36 jaar. 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld arbeidsverleden
Stel: van deze laatste 24 jaar, zijn er in de periode vóór 2016 twee jaar gewerkt met minder dan 52 loondagen/208 loonuren. Dan is het reële arbeidsverleden 22 jaar (24 - 2 jaar). Samen met het fictief arbeidsverleden (12 jaar) kom je uit op 34 jaar. 
6 x 0,5 maand = 3 maanden (2016-2021)
28  (30 - 2 jaar met onvoldoende loondagen) x 1 maand (resterende jaren van arbeidsverleden vóór 2016/1998-2015) = 28 maanden

Dit zou in totaal 31 maanden zijn, maar je kan maximaal 24 maanden WW krijgen, dus is de duur van de uitkering 24 maanden. 

Slide 11 - Tekstslide

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

Slide 12 - Tekstslide

Voorwaarden WIA-uitkering
Recht op een WIA-uitkering:
  • Werknemer is verzekerd voor de WIA;
  • Werknemer ontvangt nog geen AOW-uitkering;
  • Is op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt geworden (vóór 1 januari 2004 = WAO);
  • Is na een wachttijd van 104 weken voor minstens 35% arbeidsongeschikt. 

Slide 13 - Tekstslide

IVA- of WGA-uitkering
De WIA maakt onderscheid tussen werknemers die volledig arbeidsongeschikt zijn en die deels arbeidsongeschikt zijn. 

IVA                  volledig en duurzaam arbeidsongeschikt

WGA               deels arbeidsongeschikt

Let op! Voordat de werknemer in de WIA komt, wordt de werknemer gekeurd door een verzekeringsarts en een arbeidskundige. Na de keuring wordt bepaald in welke regeling de werknemer terecht zal komen. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Minder dan 35% arbeidsongeschikt
  • Als een werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is, dan valt de werknemer buiten de IVA- en WGA-regeling;
  •  In dit geval is de werkgever samen met de werknemer verantwoordelijk voor de loondoorbetaling en re-integratie van de werknemer.

Slide 16 - Tekstslide

IVA-regeling (I)
Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten;
Volledig arbeidsongeschikt:
  • Werknemer kan niet meer dan 20% van het loon verdienen dan de werknemer zou verdienen als hij gezond zou zijn geweest;
  • De werknemer is dus voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt;
  • Duurzaam wil zeggen dat de werknemer de komende jaren dezelfde gezondheidstoestand heeft of dat deze verslechterd. 

Slide 17 - Tekstslide

IVA-regeling (II)
  • De IVA-uitkering duurt zolang de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, maar maximaal tot het moment dat de werknemer de AOW-leeftijd bereikt;
  • Hoogte is 75% van het maandloon. 

Slide 18 - Tekstslide

IVA-regeling (III)
De voorwaarden zijn dus:
  1. 20% of minder van het oude loon kunnen verdienen i.v.m. arbeidsongeschiktheid;
  2. De arbeidsongeschiktheid blijft zo of wordt erger. 

Slide 19 - Tekstslide

WGA-regeling (I)
Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten:
  1. Twee jaar of langer ziek en in de toekomst kan de werknemer weer werken;
  2. Met dat werk kan 65% of minder van het oude loon worden verdiend. 


Slide 20 - Tekstslide

WGA-regeling (II)
  • De WGA-regeling duurt maximaal 24 maanden en is gebaseerd op het arbeidsverleden;
  • Ook hier geldt de referte-eis (26 weken uit 36 weken en 4 jaar uit 5 jaar);
  • Het arbeidsverleden wordt hetzelfde berekend als bij de WW-uitkering; dus!
  1. Fictief arbeidsverleden vóór 1998;
  2. Feitelijk arbeidsverleden na 1998. 

Slide 21 - Tekstslide

WGA-regeling (III)
Duur uitkering is maximaal 24 maanden; dit wordt op dezelfde manier berekend als bij de WW.
Dus (!)
Arbeidsverleden tot en met 10 jaar
Bij een arbeidsverleden dat niet meer is dan 10, levert elk gewerkt jaar 1 maand uitkering op -> 8 jaar arbeidsverleden betekent dus 8 maanden WW.


Arbeidsverleden vanaf 11 jaar
Bij een arbeidsverleden langer dan 11 jaar, geldt het volgende:
- Elk gewerkt jaar vóór 2016 levert 1 maand WW op
- Elk gewerkt jaar vanaf 2016 levert ½ maand WW op

Slide 22 - Tekstslide

WGA-uitkeringssoorten
Fase 1 -> loongerelateerde uitkering 
  • Eerste 2 maanden 75%, daarna 70% van het maandloon, na aftrek van eventueel inkomen. 
  • Formule = 75% of 70% x (maandloon - inkomen)
  • Let op! Wekeneis is ook hier van toepassing (voldoet de werknemer niet aan wekeneis, dan recht op vervolguitkering)
  • Minimaal 3 maanden, maximaal 24 maanden 

Fase 2 -> loonaanvullings- of vervolguitkering
Loonaanvullingsuitkering:
  • Eis: tussen 50% en 100% verdiencapaciteit (wat je zelf nog kunt verdienen volgens UWV
  • Hoogte is 70% van je oude loon - je restverdiencapaciteit (zie voorbeeld volgende dia)
  • Duur tot AOW-leeftijd zolang je aan de eis voldoet 
Vervolguitkering:
  • Als je niet aan de eis van de loonaanvullingsuitkering voldoet, dan vervolguitkering. 
  • Percentage van het wettelijk minimumloon. Zie bladzijde 61 KG 

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld restverdiencapaciteit
Herman had een dagloon van €100,-. Inmiddels is Herman voor 40% arbeidsongeschikt verklaard. Hij kan dus nog maar 60% verdienen van wat hij vroeger verdiende. Zijn resterende verdiencapaciteit is dus €60,-. Als Herman minstens 50% van zijn verdiencapaciteit weet te verdienen, dus €30,-, dan komt hij in aanmerking voor een loonaanvullingsuitkering. De loonaanvullingsuitkering bestaat uit 70% van het verschil tussen het oude dagloon (€100,-) en zijn verdiencapaciteit (€60,-). Dit verschil is €40,-. 
70% van €40,- = €28. Dit ontvangt de werknemer bovenop zijn (dag)loon. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Algemene nabestaandenwet (Anw)

Slide 26 - Tekstslide

Soorten uitkeringen
Nabestaandenuitkering partner
Afhankelijk van gezinssituatie, leeftijd, gezondheid en eigen inkomen;
Recht op nabestaandenuitkering als de nabestaande zwanger is of zorg draagt voor minderjarige, thuiswonende kinderen of als nabestaande minstens 45% arbeidsongeschikt is en dit minimaal 3 maanden gaat duren;
Partnerbegrip is ruim (gehuwd, geregistreerd partner of samenwonende partner;
Uitkering eindigt als nabestaande opnieuw trouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat, gaat samenwonen, recht heeft op AOW, het jongste kind meerderjarig wordt en/of de nabestaande niet langer minstens 45% arbeidsongeschikt is;
Misbruik door (schijn)huwelijk is niet mogelijk. Als het overlijden al vóór het huwelijk/samenwonen/partnerschap al in de lijn der verwachtingen lag, dan geen recht op Anw-uitkering.

Wezenuitkering minderjarig kind 
Minderjarige waarvan beide ouders zijn overleden is volgens de Anw een 'volle wees';
Recht op een Anw-uitkering tot hun 16e jaar, bij minstens 45% langdurige arbeidsongeschiktheid tot 18e jaar, voor een fulltime studerende volle wees die voor het huishouden zorgt (zichzelf en broer/zus) kan een verlengde wezenuitkering krijgen tot hun 21e jaar.

Slide 27 - Tekstslide

Hoogte Anw-uitkeringen
Nabestaandenuitkering 
Maximaal 70% van het bruto minimumloon; 
Afhankelijk van eigen inkomen nabestaande;
Type inkomen is van belang (uitkering of uit arbeid).

Slide 28 - Tekstslide

Hoogte bij inkomen uit arbeid
  • Vrijstelling (vrijlating) van 1/2 minimumloon en 1/3 van de rest van het inkomen;
  • Verdient de nabestaande minder dan het minimumloon, dan krijgt de nabestaande de volledige Anw-uitkering;
  • Vrijlatingsbedrag is in 2023 €997,50 (KG blz. 143);
  • 1/3 van de rest van het inkomen is afhankelijk van het inkomen van de nabestaande (rest inkomen : 3 = 1/3).
Hoogte bij inkomen vanuit uitkering
  • Volledige uitkering wordt van de nabestaandenuitkering afgehaald;
  • Bijvoorbeeld een uitkering vanuit de WW, WIA of ZW. 

Slide 29 - Tekstslide

Berekening in stappen
Stap 1: berekenen vrijlating 
Inkomen - vrijlatingsbedrag (€997,50 in 2023) = X (restinkomen)
X (restinkomen) : 3 = 1/3 extra vrijlating 
€997,50 + 1/3 extra vrijlating = Y (totale vrijlating)
Stap 2: berekenen hoogte 
Inkomen - Y (totale vrijlating) = Z (niet vrijgesteld inkomen)
Volledige Anw-uitkering (€1.425,54) - Z (niet vrijgesteld inkomen) = hoogte Anw-uitkering

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeld berekening hoogte nabestaandenuitkering
Maartje is weduwe en heeft thuiswonende kinderen onder de 18 jaar. 
Ze heeft een inkomen (uit arbeid) van €1.053 per maand. Van dit inkomen wordt er €997,50 vrijgelaten (€1.053 - €997,50 = €55,50). Van die €55,50 wordt 1/3 nog extra vrijgelaten (€55,50 : 3 =€18,50). De totale vrijlating is dus €997,50 + €18,50 = €1.016. 
€1.053 (inkomen) - €1.016  (vrijlating) = €37 is dus niet vrijgesteld.

Het niet vrijgestelde bedrag haal je af van de nabestaandenuitkering (zie KG blz. 288)
€1.425,54 - €37 = €1.388,54 krijgt Maartje van haar nabestaandenuitkering.

Slide 31 - Tekstslide