Afweer, thema 3, bs 6, 2bk

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Welkom!

Denk aan de regels:

• Telefoon heb je nodig
• Spullen pakken
• Tas op de grond
• Luister naar elkaar, wil je wat zeggen? Steek je hand op!

Wat gaan we vandaag doen?

Lessonup, dus gebruik hiervoor je telefoon

De lessonup bevat uitleg, vragen en een filmpje

Aan het eind nog genoeg tijd om opdrachten te maken

Herhaling en nakijken

Wat doen de nieren?

Moeilijke opdrachten bij het huiswerk?

Thema 3, bs 6: Afweer

Leerdoelen:

• Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt voor een ziekte.
• Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt door een inenting.

Ziekteverwekkers

• Bacteriën en virussen

Barrières: 

• De huid
• Slijmvliezen
• Zoutzuur (maagsap)

Infectie

• Wanneer een ziekteverwekker in je lichaam komt
• Afweer dankzij witte bloedcellen
• Meerdere manieren
• Opnemen en kapot maken:

Antistof

• Worden gemaakt door witte bloedcellen
• Plakken vast aan de ziekteverwekker om deze zo onschadelijk te maken
• 1 antistof past maar op 1 ziekteverwekker

Eerst ziek dan beter

• Door een infectie word je ziek
• Je lichaam heeft tijd nodig om de infectie aan te pakken
• Wanneer er genoeg antistof is, word je beter

Immuun

• Antistof verdwijnt uit je bloed, maar je witte bloedcellen 'onthouden' hoe ze deze moeten maken
• Als de ziekteverwekker terugkomt, reageren de witte bloedcellen snel

Inenting

• Natuurlijke immuniteit, doordat je ziek wordt
• Kunstmatige immuniteit, door vaccinatie/inenting
• Er wordt dan een klein beetje verzwakte of dode ziekteverwekker in je lichaam gespoten

Op welke manieren houdt je lichaam ziekteverwekker buiten?

1. Huid
2. Slijmvliezen
3. Zoutzuur
4. Mond

Welke cellen maken ziekteverwekkers onschadelijk?

1. Rode bloedcellen
2. Bloedplasma
3. Cellen in je huid
4. Witte bloedcellen

Hoe noem je het als je van een ziekteverwekker een tweede keer niet ziek wordt?

1. Natuurlijke immuniteit
2. Kunstmatige immuniteit
3. Vaccinatie
4. Witte bloedcel

Hierdoor word je immuun

1. Waar
2. Niet waar

Als je bent gevaccineerd voor de mazelen ben je ook immuun voor de waterpokken.

1. Waar
2. Niet waar

Wanneer een antistof uit je bloed is ben je niet langer immuun.

1. Waar
2. Niet waar

Maken:

3.6 vraag 1 - 6.