Taal puntkomma

Hoofd- en 
bijzinnen
Puntkomma
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofd- en 
bijzinnen
Puntkomma

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling

Hoofdzinnen

Bijzinnen

Voegwoorden

Slide 2 - Tekstslide


Wat is een hoofdzin?
A
een zin waarin de pv en het ow naast elkaar
B
een zin waarin de pv en het ow niet naast elkaar staan

Slide 3 - Quizvraag


En een bijzin?
A
een zin waarin de pv en het ow naast elkaar
B
een zin waarin de pv en het ow niet naast elkaar staan

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een samengestelde zin?

Slide 5 - Open vraag

Voegwoorden

Wat is een voegwoord?

Welke voegwoorden ken je?

Slide 6 - Tekstslide

Ezelsbruggetje voegwoorden
  • Want
  • Of
  • En
  • Maar
WOEM

Slide 7 - Tekstslide

Hoe herken je een samengestelde zin?
Let op: er zijn meer antwoorden goed!
A
Er staat altijd een komma tussen de twee zinnen.
B
Er staat bijna altijd een voegwoord tussen de twee zinnen.
C
Er zitten twee persoonsvormen in de zin.
D
Er zitten twee onderwerpen in de zin.

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor een zinnen?
'Rob kijkt lang naar een kunstwerk, maar Anne loopt snel verder.'
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 9 - Quizvraag

Staat er een voegwoord in de zin?
'Rob kijkt lang naar een kunstwerk, maar Anne loopt snel verder.'

Slide 10 - Open vraag

Wat voor een zinnen?
'Sarah zit in een restaurant, omdat ze honger heeft.'
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 11 - Quizvraag

Staat er een voegwoord in de zin?
'Sarah zit in een restaurant, omdat ze honger heeft.'

Slide 12 - Open vraag

Hoe voel je je over hoofdzinnen en bijzinnen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Puntkomma
Wanneer gebruik je het?

Regels

Stappenplan

Slide 14 - Tekstslide

Weet jij al iets over de puntkomma?

😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Wanneer gebruik je een puntkomma?


  • Bij twee hoofdzinnen die bij elkaar horen

  • Voorbeeld: Het is lekker weer; de zon schijnt. 

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een puntkomma?


  • Als er geen voegwoord tussen de twee hoofzinnen staat

  • Voorbeeld 1: Het is lekker weer; de zon schijnt. 
  • Voorbeeld 2: Het is lekker weer, want de zon schijnt.

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een puntkomma?


  • De puntkomma sluit een mededeling in de ene zin af (zoals een punt) en geeft aan dat de mededeling in de volgende zin erbij hoort (zoals een komma)

  • Voorbeeld: Het is lekker weer; de zon schijnt. 

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan voor puntkomma

  1. Zijn het twee hoofdzinnen die bij elkaar horen?
  2.  Staat er een voegwoord tussen de twee hoofdzinnen?
  3. Hoort de mededeling in de tweede zin bij de mededeling van de eerste zin?

Slide 19 - Tekstslide

Klopt de puntkomma?
'Morgen is mijn broer jarig; alle vrienden zijn uitgenodigd.'
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Klopt de puntkomma?
'Hij ging gisteren naar huis; omdat hij zich niet lekker voelde.'
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Klopt de puntkomma?
'Volgende week ga ik naar het museum; mijn hele familie gaat mee.'
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Klopt de puntkomma?
'Wyat was te laat; hij had pech met zijn brommer.'
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Hoe voel je je over de puntkomma?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Pakken

  • Taalboek blz. 88/89

  • Taalschrift 


Slide 25 - Tekstslide

Wat ga je maken?
Opdracht 1
- Klopt de puntkomma niet, schrijf erachter waarom.
Opdracht 2
- Klopt de puntkomma niet, schrijf op welk leesteken wel past.
Opdracht 3
- Schrijf het woord voor en het woord achter het leesteken op met het leesteken er tussen. 

Slide 26 - Tekstslide

Hoe ging het met de puntkomma?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Herhaling

Slide 28 - Tekstslide

Hoofd- en 
bijzinnen
Puntkomma

Slide 29 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Jullie krijgen een aantal stellingen te zien.
Zijn ze waar of niet?

Slide 30 - Tekstslide

Een samengestelde zin kan bestaan uit twee hoofdzinnen, een hoofdzin en een bijzin of twee bijzinnen.

Slide 31 - Tekstslide

Je mag een puntkomma gebruiken bij een samengestelde zin die bestaat uit een hoofdzin en een bijzin.

Slide 32 - Tekstslide

In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar in de zin.

Slide 33 - Tekstslide

In een samengestelde zin met puntkomma staat géén voegwoord.

Slide 34 - Tekstslide

In een samengestelde zin die bestaat uit twee hoofzinnen en geen voegwoord heeft, komt altijd een puntkomma voor.

Slide 35 - Tekstslide

Open vragen

Slide 36 - Tekstslide

Noem zo veel mogelijk voegwoorden.

Slide 37 - Tekstslide

Noem de drie regels om een puntkomma te mogen gebruiken in een samengestelde zin.

Slide 38 - Tekstslide

Stappenplan voor puntkomma

  1. Zijn het twee hoofdzinnen die bij elkaar horen?
  2.  Staat er een voegwoord tussen de twee hoofdzinnen?
  3. Hoort de mededeling in de tweede zin bij de mededeling van de eerste zin?

Slide 39 - Tekstslide

Klopt de puntkomma?

Slide 40 - Tekstslide

Het verkeer gaat maar langzaam vooruit; er staat een enorme file.

Slide 41 - Tekstslide

Frank was niet op tijd; zijn fiets was kapot.

Slide 42 - Tekstslide

Jan wilde een boek schrijven; maar hij kreeg geen letter op papier

Slide 43 - Tekstslide