Grammatica les 1

Samengestelde zinnen
Hoofd- en bijzinnen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen
Hoofd- en bijzinnen.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Aan het einde van deze les hebben jullie geoefend met het het herkennen, benoemen en maken van samengestelde zinnen.                                                                                  

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Planning laatste weken
  • Uitleg
  • Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Hoofd-informatie;
  • Enkelvoudig: een pv.          Samengesteld: twee of meerdere pv's.
  • Hoofdzin: onderwerp en pv naast elkaar.             Bijzin: niet
  • Bijzin kan je vervangen door een woord.



Slide 4 - Tekstslide

Samengestelde zinnen en enkelvoudige zinnen
Enkelvoudige zinnen:
Enkelvoudige zinnen zijn zinnen die bestaan uit één zin.
Voorbeeld:
Ik ben vandaag op school. 

Samengestelde zinnen:
Samengestelde zinnen bestaan twee zinnen die zijn samengevoegd door een voegwoord.  
De zin kan bestaan uit:
- Twee (of meerdere) hoofzinnen. = Nevenschikkend
- Een hoofdzin en een (of meerdere) bijzinnen. = Onderschikkend
- Een (meerdere) hoofdzin(nen) en een (of meerdere) bijzin(nen). = Nevenschikkend en onderschikkend


Slide 5 - Tekstslide

Bepalen hoofdzin of bijzin
Je hebt twee manieren om te bepalen welk deel hoofdzin is en welk deel bijzin is.
 
  • Je maak je de samengestelde zin vragend: de persoonsvorm van de hoofdzin komt dan voorop te staan.

  • Bij een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm altijd naast elkaar. Er kan geen ander woord tussen staan.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld bijzin – hoofdzin

Omdat ik slecht geslapen heb, ben ik moe.
 Bijzin hoofdzin

- Zin vragend maken: Ben ik moe, omdat ik slecht geslapen heb?  De hoofdzin staat vooraan.
- Er staat een woord tussen het onderwerp en de persoonsvorm  slecht
- Je kan ‘omdat ik slecht geslapen’ kan je vervangen door ‘daarom’.

Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden

Nevenschikkende voegwoorden voegen twee hoofdzinnen samen (samengestelde zin).
De nevenschikkende voegwoorden zijn: en, maar, want, dus, of (de laatste kan ook onderschikkend zijn!)
Voorbeeld:
Ik ga vandaag werken en daarna sporten.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ga vandaag werken. + Ik ga vandaag sporten.  Ik ga vandaag werken en ik ga vandaag sporten.

Ik ben vandaag chagrijnig, want ik heb slecht geslapen.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ben vandaag chagrijnig. Ik heb slecht geslapen.

Slide 8 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden voegen een hoofd- en bijzin(nen) samen (samengestelde zin) 
Onderschikkende voegwoorden zijn:
- ALLE WOORDEN, BEHALVE en, maar, want en dus. Bij of moet je kijken of het onderschikken of nevenschikkend is (zijn de zinnen even belangrijk of kan een deel vervangen woorden door één woord?).
- Alle DAT- woorden (ook ‘dat’ dus), zoals: dat, omdat, doordat, nadat
- Andere voorbeelden: daardoor, waardoor, wanneer (niet als vraag naar tijd), ingeval, hoewel, indien, terwijl, toen, als

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld hoofdzin - bijzin

Ik ben moe, omdat ik slecht geslapen heb.
 Hoofdzin bijzin
- Ben ik moe, omdat ik slecht geslapen heb?  De hoofdzin staat vooraan.
- Er staat een woord tussen het onderwerp en de persoonsvorm  slecht
- Je kan ‘omdat ik slecht geslapen’ vervangen door ‘daarom’.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld hoofdzin – hoofdzin – bijzin - bijzin

Ik ben moe en (ik ben) chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb.
Hoofdzin hoofdzin bijzin bijzin

- Vragend maken Ben ik moe en ben ik chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb?  De hoofzinnen staan vooraan.
- Bij het eerste en tweede deel van de zin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar zin. Bij de derde en vierde zin niet.
- Je kan zeggen “daarom ben ik moe en ben ik chagrijnig.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld bijzin – bijzin – hoofdzin - hoofdzin

Omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb, ben ik moe en (ben ik) chagrijnig.
             Bijzin bijzin hoofdzin hoofdzin

- Vragend maken Ben ik moe en ben ik chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb?  De hoofzinnen staan vooraan.
- Bij het derde en vierde deel van de zin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar zin. Bij de eerste en tweede zin niet.
- Je kan zeggen “daarom ben ik moe en ben ik chagrijnig’.


Slide 12 - Tekstslide

Oefenen

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een enkelvoudige zin?

Slide 14 - Open vraag

Waaraan herken je het makkelijkst een hoofdzin?
A
aan de belangrijke informatie
B
aan meerdere persoonsvormen
C
ow en pv staan niet naast elkaar
D
ow en pv staan naast elkaar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een samengestelde zin?
A
twee zinnen
B
iets met grammatica
C
een zin die uit twee of meer zinnen bestaat en samengevoegd wordt door een leesteken
D
een zin die uit een of meer zinnen bestaat en samengevoegd wordt met een voegwoord

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een nevenschikkend voegwoord? Geef minimaal één voorbeeld.

Slide 17 - Open vraag

Wat is een onderschikkend voegwoord? Geef minimaal één voorbeeld.

Slide 18 - Open vraag

Welk rijtje bestaat alleen uit onderschikkende voegwoorden?
A
omdat, daarom, maar, doordat, daardoor
B
omdat, daarom, als, daarmee, zodat,
C
omdat, daarom, als, tenzij, en
D
omdat, daarom, sinds, want, zolang

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin bestaat uit
hoofdzin +hoofdzin?
A
Ik werk in Breda, maar ik wil er wel wonen.
B
Ik werk in Breda, daardoor moet ik elke dag reizen naar breda.
C
Ik werk in Breda, omdat ik niks anders kan vinden.
D
Ik werk in Breda, omdat ik dat leuk vind.

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdzin-hoofdzin of hoofdzin-bijzin?:
Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
H-B
B
H-H

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Ik probeerde te lezen, maar mijn ogen vielen steeds dicht.
A
H-H
B
H-B
C
B-H

Slide 22 - Quizvraag

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Hoewel ik laat naar bed ga, ben ik vroeg opgestaan
A
H-H
B
H-B
C
B-H

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 118 + 119

Slide 24 - Tekstslide