6 interactievaardigheden
Je kunt in twee groepen de interactievaardigheden onderscheiden:
Basale interactievaardigheden (vormen de basis)
1. Sensitieve responsiviteit (emotionele steun): is PM- er een veilige basis of haven voor kinderen?
2. Respecteren van autonomie (erkenning): heeft PM-er oog voor het kind. Bv. Bij jonge kinderen is het belangrijk dat je aangeeft wat je gaat doen en hun een ook keuze laat bieden.
3. Structureren en grenzen stellen (duidelijkheid): regels opstellen waar leerlingen zich aan kunnen houden
Educatieve interactievaardigheden (leren)
4. Praten en uitleggen (benoemen): de Pm-er benoemt wat ze doet en wat er gebeurt. Het afstemmen van verbaal-non verbale communicatie met het kind.
5. Ontwikkelingsstimulering (vergroten van kennis en vaardigheden): motorische stimulering, cognitieve en creatieve stimulering. Ontwikkeling stimuleren op een manier die bij het kind past.
6. Begeleiden van onderlinge interactie (veilig en vertrouwd voelen): hoe leer je kinderen om met andere kinderen in de groep om te gaan.