Maatwerk Frans Brugklas blok 2 les 3

Bonjour, vous allez bien?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour, vous allez bien?

Slide 1 - Tekstslide

Programme
- Quiz 
- Présenter sa famille
- Révision: bezittelijk voornaamwoord
- Route 1: pratiquer avoir/être et adjectifs possessifs
- Route 2: lire un feuilleton

Slide 2 - Tekstslide


Wat is de hoofdstad van Frankrijk?
A
Marseille
B
Berlijn
C
Paris
D
Bordeaux

Slide 3 - Quizvraag

In het zuiden en oosten van Frankrijk zijn veel bergen. Wat is de hoogste berg van Frankrijk?
A
Alpe d'Huez
B
Mont Blanc
C
Mont Saint Michel
D
Mont Ventoux

Slide 4 - Quizvraag

Wie is de president van Frankrijk?
A
François Mitterand
B
François Hollande
C
Emmanuel Macron
D
Nicolas Sarkozy

Slide 5 - Quizvraag

Welk gerecht is wel Frans?
A
Calzone
B
Gazpacho
C
Bouillabaisse
D
Pastel de nata

Slide 6 - Quizvraag

Wat krijg je als je een croque-monsieur bestelt?
A
Een uitsmijter
B
Een tosti
C
Een pannenkoek
D
Een kroket

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent 'comme-ci, comme-ça' ?
A
niet goed, niet slecht
B
verschrikkelijk
C
beetje dit, beetje dat
D
heel erg goed

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je 'tot ziens' in het Frans?
A
ooievaar
B
arevar
C
au revoir
D
o revaar

Slide 9 - Quizvraag

Welke kleuren hebben de franse vlag?
A
rood wit geel
B
zwart geel blauw
C
blauw wit groen
D
blauw wit rood

Slide 10 - Quizvraag

Welk modemerk is NIET Frans?
A
Chanel
B
Dior
C
Lacoste
D
Versace

Slide 11 - Quizvraag

Waar komt de 'croissant'
vandaan?
A
uit Frankrijk
B
uit Duitsland
C
uit Oostenrijk
D
in het oosten

Slide 12 - Quizvraag

Hoe hoog is de Eiffeltoren PRECIES?
A
314m
B
324m
C
334m
D
344m

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet de serie waar deze acteur in speelt?
A
Intouchables
B
Lupin
C
Lapin
D
Demain tout commence

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn nummers van deze zanger? (twee antwoorden)
A
Papaoutai
B
La bohème
C
Je ne regrette rien
D
Formidable

Slide 15 - Quizvraag

Stromae-Formidable

Slide 16 - Tekstslide

Jouw familie en omgeving voorstellen, comment s'appelle......?

 Mon père/ma mère s'appelle....
Ma soeur/mon frère est....
Mon copain/mon ami/ma copine/ mon amie..... 





Slide 17 - Tekstslide

De bezittelijke voornaamwoorden!
  • kijk naar het zelfstandig naamwoord
  • mijn tafel=ma table (v)
  • let op: als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker of h enkelvoud en vrouwelijk is dan wordt het bezittelijk naamwoord mannelijk.
  • mijn vriendin=mamon amie

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
duidt een persoon, dier of ding aan
B
geeft aan van wie iets is.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
die
B
jouw
C
mijn
D
onze

Slide 20 - Quizvraag

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor "mijn"
A
son/sa/ses
B
mon/ma/mes
C
ton/ta/tes
D
leur/leur/leurs

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 22 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_______________(zijn) valise
A
son
B
sa
C
ses
D
leur

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 24 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncle (m)
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) affaires
A
sa
B
ta
C
son
D
ses

Slide 26 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 27 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) table
A
leur
B
son
C
sa
D
ses

Slide 28 - Quizvraag

Unité 1

  • werkwoord être
  • het lidwoord
Unité 2 et 3

  • werkwoord avoir
  • bezittelijk voornaamwoord
(mijn vriend, jouw pen)
  • regelmatige werkwoorden op -er
(aimer, regarder, écouter etc..) 
  • getallen 



Slide 29 - Tekstslide

Route 1
Online oefenen
met avoir/être en adjectifs possessifs

Faire les exercices sur Classroom maatwerk Frans brugklas
code: odofsf5

Route 2
Lezen: Jean- Paul


Livre Libre Service unité 1 en 2
Faire les exercices sur Classroom maatwerk Frans brugklas
 code: odofsf5

Slide 30 - Tekstslide

MERCI ET AU REVOIR

Slide 31 - Tekstslide