Les 1 week 46 Nederlands

Les 1
Les Nederlands 

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 1
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Uitleg: 
- Meervoud zelfstandige naamwoorden
- Diversiteit



Uitvoeren: 
- Opdracht diversiteit
- werken in studiemeter aan meervoud zelfstandige naamwoorden



Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je allemaal nog over zelfstandige naamwoorden?

Slide 3 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord
  • Mens, dieren en  planten
  • Dingen die je kan zien                (stoel, deur, zon, auto)
  • Dingen die je niet kan zien       (geloof, hoop, liefde)
  • Je kan er 'de, 'het' of 'een'  voor zetten
  • Je kan er een verkleinwoord of meervoud van maken
      (hek - hekje- hekken)
  • Eigen namen (Johan, Utrecht, december, Noordzee) ​

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Meestal plak je een +s of +en achter het woord.
  • een lepel   - twee lepels
  • een bord   - twee borden

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Meestal plak je een +s of +en achter het woord.
  • Maar let wel op
      Soms moet je een klinker (a-e-i-o-u) weghalen.
  • een noot - twee noten
  • Soms moet je er een medeklinker bij zetten. 
  • een mes   - twee messen



Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:

raam

Slide 7 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

handdoek

Slide 8 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

druppel

Slide 9 - Open vraag

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Woorden die eindigen op a - i - o - u - y   krijgen +'s
  • opa  - opa's
  • ski     - ski's
  • accu - accu's
  • hobby - hobby's

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:

paraplu

Slide 11 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

baby

Slide 12 - Open vraag

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Woorden die eindigen op ee  krijgen +ën
  • ree     - reeën
  • idee   - ideeën
  • traptree    - traptreeën

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Een woord dat eindigt op een s, krijgt meestal een z .
  • huis - huizen
  • kies  - kiezen
  • haas  - hazen

Slide 14 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Een woord dat eindigt op een f, krijgt meestal een v .
  • slaaf - slaven
  • staaf  - staven
  • erf  - erven

Slide 15 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Sommige krijgen +eren
  • kind    - kinderen
  • rund    - runderen
  • ei          - eieren
  • blad     -bladeren

Slide 16 - Tekstslide

Alles door elkaar oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:

raaf

Slide 18 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

zus

Slide 19 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

relatie

Slide 20 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

apparaat

Slide 21 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

ritueel

Slide 22 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

kalf

Slide 23 - Open vraag

- Diversiteit
- Waarden en normen
- Referentiekader
- Verschil jongens/meisjes

Slide 24 - Tekstslide

Wat kun je in de klas doen wanneer een kind een gezinslid verliest door een overlijden?

Slide 25 - Open vraag

Waar of niet waar:
Als ouders van een kind gaan scheiden dan is het belangrijk dat jij als onderwijsassistent partij kiest voor een bepaalde ouder.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Diversiteit -> verschillen tussen mensen

Diversiteit in bijv. achtergrond, interesse, behoeftes en geloofsovertuiging.


Slide 27 - Tekstslide

Hoe houd jij rekening met de
verschillen tussen kinderen op stage?

Slide 28 - Woordweb

Verdrag voor de rechten van het kind

Slide 29 - Tekstslide

Waarden en normen

Waarden: ideeën over wat goed gedrag en minder
                    goed gedrag is.
Normen: regels voor gedrag die vanuit waarden

‘Niets is zo ongelijk als de gelijke behandeling van ongelijken’

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Wat zou jij doen?
Wat speelt een rol bij je keuze?

Slide 32 - Open vraag


- Ga in tweetallen op zoek naar de verschillen tussen jongens en meisjes (boek/internet).
- Welke verschillen vind je?
- Wat betekenen deze verschillen voor de manier waar op je onderwijs geeft?

Verschillen jongens en meisjes

Slide 33 - Tekstslide

Verschillen jongens/meisjes

Slide 34 - Open vraag

Verschillen jongens/meisjes

Slide 35 - Open vraag

Uitvoeren: 

* Opdracht diversiteit

* werken in studiemeter; Starttaal Online 3F 




Slide 36 - Tekstslide