Meervoud zelfstandige naamwoorden

Wat weet je allemaal nog over zelfstandige naamwoorden?
1 / 36
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat weet je allemaal nog over zelfstandige naamwoorden?

Slide 1 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord
  • Mens, dieren en  planten
  • Dingen die je kan zien                (stoel, deur, zon, auto)
  • Dingen die je niet kan zien       (geloof, hoop, liefde)
  • Je kan er 'de, 'het' of 'een'  voor zetten
  • Je kan er een verkleinwoord of meervoud van maken
      (hek - hekje- hekken)
  • Eigen namen (Johan, Utrecht, december, Noordzee) ​

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Meestal plak je een +s of +en achter het woord.
  • een lepel   - twee lepels
  • een bord   - twee borden

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Meestal plak je een +s of +en achter het woord.
  • Maar let wel op
      Soms moet je een klinker (a-e-i-o-u) weghalen.
  • een noot - twee noten
  • Soms moet je er een medeklinker bij zetten. 
  • een mes   - twee messen



Slide 4 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:

raam

Slide 5 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

plant

Slide 6 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

handdoek

Slide 7 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

druppel

Slide 8 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

racefiets

Slide 9 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

tuin

Slide 10 - Open vraag

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Woorden die eindigen op a - i - o - u - y   krijgen +'s
  • opa  - opa's
  • ski     - ski's
  • accu - accu's
  • hobby - hobby's

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:

paraplu

Slide 12 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

baby

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

radio

Slide 14 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

piano

Slide 15 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

taxi

Slide 16 - Open vraag

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Woorden die eindigen op ee  krijgen +ën
  • ree     - reeën
  • idee   - ideeën
  • traptree    - traptreeën

Slide 17 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Een woord dat eindigt op een s, krijgt meestal een z .
  • huis - huizen
  • kies  - kiezen
  • haas  - hazen

Slide 18 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Een woord dat eindigt op een f, krijgt meestal een v .
  • slaaf - slaven
  • staaf  - staven
  • erf  - erven

Slide 19 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoord (ZNW)
  • Sommige krijgen +eren
  • kind    - kinderen
  • rund    - runderen
  • ei          - eieren
  • blad     -bladeren

Slide 20 - Tekstslide

Alles door elkaar oefenen

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:

raaf

Slide 22 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

zus

Slide 23 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

maand

Slide 24 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

apparaat

Slide 25 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

oma

Slide 26 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

vakantie

Slide 27 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

kilo

Slide 28 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

zakmes

Slide 29 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

ruzie

Slide 30 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

kalf

Slide 31 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

wolf

Slide 32 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

brief

Slide 33 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

vaas

Slide 34 - Open vraag

Wat is het meervoud van:

kwaal

Slide 35 - Open vraag

GELEERD 

- Op welke manieren je het meervoud schrijft van zelfstandig naamwoorden (ZNW)

Slide 36 - Tekstslide