Aantrekkelijk schrijven

Woensdag 25 september
Uitleg aantrekkelijk schrijven

Aan de slag

Lezen in 7 minuten na middernacht

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 25 september
Uitleg aantrekkelijk schrijven

Aan de slag

Lezen in 7 minuten na middernacht

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling spreektaal/schrijftaal

Slide 2 - Tekstslide

Nou eh, ik weet niet zeker, of eh, ik dit wel leuk vind.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 3 - Quizvraag

Deze auto met energiezuinige motor en milieukenmerk wordt vaak verkocht.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 4 - Quizvraag

Ja hallo, da's geen stijl, vertrekt de trein vlak voor haar neus!
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 5 - Quizvraag

Zou Joost even snel wegrijden, ging hij zo floer onderuit en klatsj met z'n snufferd op de stoep.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 6 - Quizvraag

Aantrekkelijk schrijven
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken. Dat weet je en staat vast.

Door af te wisselen in zinsbouw en zinslengte zorgt ervoor dat een tekst aantrekkelijker wordt om te lezen. 

Slide 7 - Tekstslide

Aantrekkelijk schrijven! Wat is dat?
Je lezer een glimlach bezorgen, laten lachen, meenemen in het verhal, de tekst laten 'zien, horen, voelen, ruiken en proeven'.

Je lezer raken, prikkelen, in spanning houden, verrassen, verleiden, verbazen en op het verkeerde 
been zetten.

Maar ook je lezer laten lezen zonder dat hij stukken moet 
herlezen om te begrijpen wat er staat.

Slide 8 - Tekstslide

Aantrekkelijk schrijven! Hoe?
  • beeldspraak en stijlfiguren 
  • bijvoeglijke naamwoorden
  • synoniemen voor 'gewone, alledaagse taal' 
  • situatieschetsen
  • korte, bondige zinnen
  • persoonlijke, informele benadering van het onderwerp
  • beeldend en tastbaar schrijven

Slide 9 - Tekstslide

Passieve en actieve zinnen
In een actieve zin verricht het onderwerp een handeling (het doet iets).
'De bezorger overhandigt de pizza'. 

In een passieve zin wordt de nadruk gelegd op de handeling:
'De pizza wordt overhandigd door de bezorger'.

Actieve zinnen maken een tekst levendiger en helderder, want het is direct duidelijk wie wat doet. 

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken van een actieve zin
Het onderwerp is actief
Het onderwerp doet iets

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
De kinderen maken een foto.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom actieve zinnen?
  •  Ze zijn makkelijker te lezen.
  • Ze zijn duidelijker.
  • Meestal zijn ze ook korter.
  • Ze zijn overtuigender

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van een passieve zin
Het onderwerp is passief! 
Er wordt iets bij het onderwerp gedaan. 

Er staat een deelwoord in! (ge-)
Er staat een zinsdeel in met 'door'!
De persoonsvorm is een vorm van worden/zijn!

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
De foto wordt door de kinderen gemaakt.

Slide 15 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 16 - Tekstslide

De winkeliers richten hun etalage in.
A
Actief
B
Passief

Slide 17 - Quizvraag

De kaarten worden door veel mensen gekocht.
A
Actief
B
Passief

Slide 18 - Quizvraag

Volwassenen geven weinig cadeaus.
A
Actief
B
Passief

Slide 19 - Quizvraag

Ze vinden Valentijnsdag onzin.
A
Actief
B
Passief

Slide 20 - Quizvraag

Kaartjes en berichten worden wel door jongeren gestuurd.
A
Actief
B
Passief

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag:
Aantekening in je schrift:
In een actieve zin verricht het onderwerp een handeling (het doet iets). 'De bezorger overhandigt de pizza'. 

In een passieve zin wordt de nadruk gelegd op de handeling:
'De pizza wordt overhandigd door de bezorger'.

Klaar? Maken: blz. 90/91 opdracht 4, 6, en 7

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de tekst aantrekkelijk op in je schrift.

In maart sprak ik mijn mentor. Ik zou waarschijnlijk blijven zitten. Dat zei hij. De moed zakte me in de schoenen. Mijn motivatie verdween. De rest van het jaar deed ik niet veel meer. 

Hoe heb je de tekst veranderd? 

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf de zinnen aantrekkelijk op in je schrift
Hij houdt van boerenkool met worst. Hij houdt niet van andijviestampot.

Hoe heb je de zin veranderd? 

Slide 24 - Tekstslide