22/1 ingezonden brief les 3

Schrijven: de ingezonden brief 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schrijven: de ingezonden brief 

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • Lesdpel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie
  • Werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (feedback en reflectie)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan ik benoemen wat een ingezonden brief is en hoe die is opgebouwd;  

  • heb ik geoefend met het schrijven van een ingezonden brief.

Blauw = kennis = kennen = leren
Oranje = kunnen = oefenen met de kennis

Slide 3 - Tekstslide

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Tekstslide

yy

Slide 5 - Tekstslide

Volgorde ingezonden brief
2
3
4
5
6
7
8
9
1
10
artikel waarop je reageert
samenvatting artikel in 1 zin
jouw mening
Argument (een per alinea)
conclusie
herhalen mening
advies of uitsmijter
Naam


Titel
Plaats

Slide 6 - Sleepvraag

Wat staat er in de inleiding van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
de conclusie
C
de mening van de schrijver
D
Het standpunt van de schrijver

Slide 7 - Quizvraag

Wat staat er in de kern van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
de conclusie
C
de mening van de schrijver
D
het standpunt van de schrijver

Slide 8 - Quizvraag

Wat staat er in het slot van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
de conclusie
C
de mening van de schrijver

Slide 9 - Quizvraag

Hoe wordt de mening van de schrijver ook wel genoemd?
A
het argument
B
het standpunt

Slide 10 - Quizvraag

In de conclusie herhaalt de schrijver zijn standpunt of mening.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag




- geen opbouw van een brief-  opbouw betoog (ook overtuigen): inleiding-midden-slot
- witregels tussen alinea's verschillend gebruikt

Titel
Inleiding: (eerste twee kunnen ook omgedraaid worden)

  • artikel waarop je reageert: bron als die afwijkt van de bron waaraan jij schrijft (krant) + datum (dag en maand)
  • + onderwerp en/of samenvatting van artikel in een zin


  • jouw mening
(witregel als het past bij opbouw en inhoud)



Kern: (witregels passend bij de opbouw en inhoud)
  • argumenten (minimaal drie)
  • één alinea per argument

(witregel)

Slot:

  • conclusie 
  • herhalen mening  
  • (advies of uitsmijter
(witregel)
Naam
Plaats

(Denk aan correcte spelling!)




Indeling van de ingezonden brief: I K S

Slide 12 - Tekstslide

Ingezonden brief

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een ingezonden brief?
  • Een reactie op een artikel in een krant of tijdschrift.
  • Het is een mini-betoog: je geeft je mening, onderbouwt met argumenten, waarmee je de lezers van jouw brief wil overtuigen.

Tekstdoel: overtuigen 
--> betogende tekst 
--> mening van de schrijver + argumenten

Slide 14 - Tekstslide

Ingezonden brief

    Geef aan waar je op reageert of wat de aanleiding is van jouw schrijven.
    • Houd het kort.
    • Zorg voor net taalgebruik.
    • Zorg voor een duidelijke structuur:
           - Geef aan waarom je deze brief schrijft.
           - Geef jouw mening over het onderwerp.
           - Onderbouw je mening met argumenten.

    Slide 15 - Tekstslide

    Opbouw ingezonden brief
    Titel
    Inleiding: (eerste twee mogen ook andersom)
    • artikel waarop je reageert: bron als die afwijkt van de bron waaraan jij schrijft (krant) + onderwerp artikel waarop je reageert + datum (dag en maand)
    • onderwerp en/of samenvatting van artikel in een zin
    • jouw mening
    (witregels hangt af van de opbouw en de inhoud)
    Kern: (witregels hangen af van de opbouw en de inhoud)
    • argumenten (minimaal drie) - gebruik tekstverband tussen de zinnen: en, omdat, want, daarom ...
    • één alinea per argument – gebruikt tekstverband tussen de alinea’s: ook, verder, daarnaast …
    (Witregel)
    Slot:
    • conclusie - dus... + herhalen mening
    • advies of uitsmijter
    (Witregel)
    Naam
    Plaats

    Slide 16 - Tekstslide

    Voorbeeld 1 (voor): Sociale dienstplicht
    Jongeren een maatschappelijke stage in een verzorgingshuis laten lopen (NRC, 2/1) is naam mijn idee een ontzettend goed idee.
    Het is om te beginnen een mooi alternatief voor de dienstplicht die nu ook weer door politici wordt benoemd. De jongeren kunnen zich inzetten voor de maatschappij, zonder dat er geweld bij komt kijken. In dat opzicht durf ik te zeggen dat het zelfs een beter initiatief dan de militaire dienstplicht.


    Daarnaast, en minstens zo belangrijk, zal het voorlezen de leesvaardigheid van leerlingen, die zo belangrijk is voor school, ten goede komen. De leesvaardigheid wordt immers steeds slechter en met dit initiatief wordt het mooi extra geoefend.
    Dat door het voorlezend bezoek de ouderen ook nog eens minder eenzaam zullen zijn, lijkt mij  dubbele winst! Genoeg ouderen hebben bijna niemand meer die naar ze omkijken of ze komen bezoeken. Bijna iedereen heeft het te druk of is al dood.


    Ik zou dus zeggen dat het een super goed idee is om leerlingen een maatschappelijke stage bij ouderen te laten lopen. Alle partijen hebben er baat bij en dus win-win voor iedereen. Wanneer gaan we beginnen?


    Soraya Hooi
    Nieuw Vennep


    Slide 17 - Tekstslide

    Voorbeeld 2 (tegen): Niet meer, maar minder
    Jongeren twee keer per jaar een week een maatschappelijke stage laten lopen bij ouderen in een verzorgingshuis (NRC, 2/1) is een belachelijk idee. Alsof de jeugd al niet genoeg onder druk staat! De media staan er om te beginnen vol mee: sociaal gezien wordt er al behoorlijk druk op de jongeren gelegd; sociale media neemt geen pauze en gaat 24/7 door. Dat zo’n maatschappelijke stage goed zou zijn voor de sociale contacten is klinkklare onzin.


    Daarnaast weten we allemaal dat de jeugd al zoveel moet. Ze ervaren naast de sociale media ook druk vanuit thuis, school én hebben daarbij vaak ook meerdere hobby’s en/of bijbaantjes. Daar zijn ze toch ook al sociaal mee bezig? En als de jeugd dan toch op een andere manier sociaal bezig moet zijn, dan lijk het mij tot slot beter dat jongeren met leeftijdsgenoten omgaan, want wat levert de omgang met ouderen nou echt voor hun op?! Ouderen staan niet meer met hun voeten in deze tijd. Zij weten niet wat er nu leeft en wat jongeren nu interessant vinden. De jongeren moeten zich dan dus verdiepen in dingen van vroeger en daar hebben zij helemaal niks aan. Zij schrijven de toekomst, waar het verleden opgeschreven geschiedenis is.


    Dus nee, de jeugd staat al genoeg onder druk met alles wat er van hen wordt verwacht. Een weekje extra vrij zonder verwachtingen, dat lijkt mij een beter plan. Stage lopen voor een week of twee: weg ermee!


    Soraya Hooi
    Nieuw Vennep


    Slide 18 - Tekstslide

    Opdracht vorige les:
    In de schoolkrant staat een artikel waarin aangekondigd wordt dat elke leerlingen twee keer per jaar een week eenzame ouderen in een verzorgingshuis gezelschap moeten gaan houden.  Zij moeten dus twee keer een week lang spelletjes gaan spelen met de mensen, voorlezen, oude foto's kijken of gewoon praten. Het is eigenlijk een soort maatschappelijke stage en de bedenkers hopen dat het de jeugd helpt bij het socialer worden en tegelijkertijd kan het de eenzaamheid bij ouderen verminderen. Win-win dus!

    Stap 1: bouwplan: in steekwoorden
    Inleiding: waar regeer je op? Ben jij voor of tegen? Wat is jouw mening?
    Kern: bedenk drie argumenten voor jouw standpunt
    Slot: herhaal jouw standpunt en bedenk een leuke uitsmijter

    Stap 2: Schrijf nu jouw ingezonden brief en houd je aan de afspraken die gelden voor de opbouw van de ingezonden brief.



    Slide 19 - Tekstslide

    Feedback geven
    1. Wissel je brief uit met die van de leerling naast je.
    2. Pak de theorie over de opbouw van een ingezonden brief erbij.
    3. Is de opbouw volgens de conventies?
    4. Wat is de mening van de leerling?
    5. Welke twee argumenten geeft de leerling?
    6. Wat vind je van de uitmijter?
    7. Herken je inleiding, midden, slot?
    8. Zijn de zinnen goed te lezen?
    9. Is de spelling in orde?
    10. Is het taalgebruik goed?
    11. Schrijf op wat de leerling goed doet.
    12. Schrijf op wat de leerling nog wat beter zou kunnen doen. 

    Slide 20 - Tekstslide

    Reflecteren en reviseren (herschrijven)
    Pak je VIP en noteer:
    Herschrijf naar aanleiding van de ontvangen feedback je ingezonden brief in Word en lever deze in via Magisteropdrachten.

    Niet af = huiswerk
    Klaar = in stilte lezen

    Slide 21 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • kan ik benoemen wat een ingezonden brief is en hoe die is opgebouwd;  

    • heb ik geoefend met het schrijven van een ingezonden brief.

    Blauw = kennis = kennen = leren
    Oranje = kunnen = oefenen met de kennis

    Slide 22 - Tekstslide

    Volgorde ingezonden brief
    2
    3
    4
    5
    6
    7
    8
    9
    1
    10
    artikel waarop je reageert
    samenvatting artikel in 1 zin
    jouw mening
    Argument (een per alinea)
    conclusie
    herhalen mening
    advies of uitsmijter
    Naam


    Titel
    Plaats

    Slide 23 - Sleepvraag

    Opbouw ingezonden brief
    Titel
    Inleiding: (eerste twee mogen ook andersom)
    • artikel waarop je reageert: bron als die afwijkt van de bron waaraan jij schrijft (krant) + onderwerp artikel waarop je reageert + datum (dag en maand)
    • onderwerp en/of samenvatting van artikel in een zin
    • jouw mening
    (witregels hangt af van de opbouw en de inhoud)
    Kern: (witregels hangen af van de opbouw en de inhoud)
    • argumenten (minimaal drie) - gebruik tekstverband tussen de zinnen: en, omdat, want, daarom ...
    • één alinea per argument – gebruikt tekstverband tussen de alinea’s: ook, verder, daarnaast …
    (Witregel)
    Slot:
    • conclusie - dus... + herhalen mening
    • advies of uitsmijter
    (Witregel)
    Naam
    Plaats

    Slide 24 - Tekstslide

    Ik kan de opbouw van een ingezonden brief herkennen, benoemen en toepassen.

    😒🙁😐🙂😃

    Slide 25 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter?

    Slide 26 - Open vraag

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 27 - Open vraag

    Tekstdoelen

    Slide 28 - Tekstslide

    Tekstdoel
    De schrijver wil..
    Voorbeeld tekstsoort
    Informeren
    Activeren
    Overtuigen
    Amuseren
    dat je iets te weten komt
    je overhalen om iets te doen
    dat je zijn mening overneemt
    je vermaken
    krantenbericht, verslag nieuwsbericht, leesboek
    reclametekst, uitnodiging, advertentie
    bespreking van een film of boek (recensie), betoog, column
    verhaal, leesboek, strip, roman, rap, mop

    Slide 29 - Tekstslide

    Slide 30 - Video

    Functies tekstdelen
    Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de
    interesse van de lezer wekken. Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
    • een gebeurtenis beschrijven;
    • een mening over het onderwerp geven;
    • een vraag over het onderwerp stellen.
    Midden: gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
    Slot: de schrijver rondt de tekst af. Dit kan op veel manieren,
    bijvoorbeeld:
    • de belangrijkste informatie uit de tekst kort samenvatten;
    • een conclusie trekken;
    • de vraag uit de inleiding beantwoorden


    Vaak hebben ze een vaste structuur!

    Slide 31 - Tekstslide

    Slide 32 - Video

    Wat is een alinea??

    'Een alinea is een verzameling zinnen die met elkaar samenhangen. Alinea’s zijn als het ware de bouwstenen van je tekst: de kleinere eenheden binnen het geheel. Elke alinea stelt één onderwerp centraal.'

    Elke alinea begint op een nieuwe regel (na een ‘return’). 

    Het woord alinea komt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘nieuwe regel’. Letterlijk: ‘van de lijn af, van de regel af’.

    Op websites en in (korte) brieven en mails staat vaak voor en na elke alinea een witregel.

    In langere en gedrukte teksten, zoals brochures, artikelen, tijdschriften, kranten en boeken, komt er niet altijd een witregel. Wel springt de eerste regel van elke alinea vaak iets in (dat wil zeggen dat hij iets rechts van de linkerkantlijn begint).

    Slide 33 - Tekstslide

    Slide 34 - Video

    Feit of mening

    Slide 35 - Tekstslide

    Mening geven

    - Uitleg geven over jouw mening

    - Subjectieve argumenten
    (Sentimenteel = met emotie)
    Overtuigen

    - Anderen overhalen jouw mening te delen

    - Objectieve argumenten
    (Ongevoelig = emotieloos)

    Slide 36 - Tekstslide

    Persoon en zaak - subject matter

    Informatie die op feiten is gebaseerd wordt ook wel objectief genoemd: de informatie wordt aangeboden als een meetbare zaak (object). Meningen zijn subjectief: het uitgangspunt is de persoon (het subject). 
    Sommige tekstvormen, zoals verslagen, nieuwsberichten of achtergrondartikelen, zijn bij uitstek objectief: het tekstdoel is informeren. 
    Andere tekstvormen, zoals betogen, recensies of ingezonden brieven, hebben juist per definitie een subjectief karakter. De meeste subjectieve teksten bevatten ook objectieve informatie (zo geeft een recensent pas zijn mening over een film of game nadat hij die aan het begin van zijn recensie feitelijk beschreven heeft).


    In de grammatica wordt het onderwerp ook wel subject genoemd, in het Nederlands maar ook in andere talen (subject, Subjekt, sujet). Het subject is datgene wat of degene die een handeling verricht, die bijvoorbeeld iets pakt. Dat iets is dan het lijdend voorwerp, in de grammatica ook wel object genoemd (object, Objekt, objet).

    Subject = onderwerp
    Object = lijdend voorwerp

    Slide 37 - Tekstslide

    Feit
    • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
    • Een feit kan je controleren.

    Voorbeeld
    De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.
    = controleerbaar
    = waar of niet waar

    Slide 38 - Tekstslide

    Mening (standpunt)
    • Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt.
    • Het is niet controleerbaar
    • Je kunt het eens of oneens ermee zijn
    • Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens
    Voorbeeld
    Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

    Slide 39 - Tekstslide

    Argument (reden)
    • Een argument is de uitleg waarmee je een mening verdedigt --> waarom diegene die mening heeft.
    • Herken je aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers


    Voorbeeld
    Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

    Slide 40 - Tekstslide