maandag 9 oktober
1 / 14
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
In welke volgorde moet je lezen volgens het stappenplan?
A
Precies, globaal, oriënterend, afronding
B
Oriënterend, globaal, precies, afronding
C
Oriënterend, precies, globaal, afronding
D
Globaal, oriënterend, precies, afronding
Slide 3 - Quizvraag
Wat doe je bij de laatste stap ''afronding''?
A
Het onderwerp vinden
B
De kernzin markeren
C
De hoofdgedachte vinden
D
De tekst precies lezen
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn deelonderwerpen?
A
Onderwerp van de hele tekst
B
Tussenkopjes
C
Onderwerp van inleiding, middenstuk, slot
D
Onderwerp van een alinea
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noem je een woord dat is gemaakt van 2 losse woorden?
Slide 6 - Open vraag
Welk woord is een afleiding? Er zijn 2 antwoorden goed
A
Gebruiken
B
Onmisbaar
C
Doelloos
D
Verdwalen
Slide 7 - Quizvraag
Noem de 4 tekstverbanden
Slide 8 - Open vraag
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals
Welk tekstverband?
Welk tekstverband?
A
Opsommend
B
Chronologisch
C
Toelichtend
D
Tegenstellend
Slide 9 - Quizvraag
Maar, echter, niet, hoewel, daarentegen. Welk tekstverband hoort bij deze signaalwoorden?
A
Toelichtend
B
chronologisch
C
Opsommend
D
tegenstellend
Slide 10 - Quizvraag
Bij welk tekstverband hoort signaalwoord ’verder’?
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
chronologisch tekstverband
D
redengevend
tekstverband
Slide 11 - Quizvraag
Breng eerst volle melk aan de kook.
Welk tekstverband hoor je in deze zin?
Welk tekstverband hoor je in deze zin?
Tekst
