Herhalingstoets bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie
7 april 2022
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie
7 april 2022

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les
Programma:

  • Algemene mededelingen

  • Quiz over hoofdstuk 5, 7, 8 en 9

  • Opgave break-even punt maken en bespreken 
  • Zelfstandig werken aan skill, rekenen of bedrijfseconomie 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
De belangrijkste stof van hoofdstuk 5, 7, 8 en 9 herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Quiz
Pak pen en papier en je rekenmachine!

Slide 4 - Tekstslide

1: De economische gebruiksduur is de periode waarin
A
een productiemiddel technisch in staat is om prestaties te leveren
B
het productiemiddel prestaties levert die voor het bedrijf waarde hebben
C
De afschrijvingskosten lager zijn dan de complementaire kosten

Slide 5 - Quizvraag

2. De volgende kostengegevens zijn bekend:
Bij een productie van 1.000 stuks zijn de kosten 10.000 euro.
Bij een productie van 2.000 stuks zijn de kosten 30.000 euro.
Bij een productie van 3.000 stuks zijn de kosten 60.000 euro.

De kosten zijn
A
Degressief variabel
B
Progressief variabel
C
Proportioneel variabel

Slide 6 - Quizvraag

3. Puk BV koopt een machine voor € 90.000. De kosten voor het plaatsen bedragen € 10.000.
Puk BV denkt de machine 10 jaar te kunnen gebruiken. Na tien jaar heeft de machine een restwaarde van € 20.000. Er zijn geen kosten voor het verwijderen van de machine.
Bereken het afschrijvingspercentage als er wordt afgeschreven volgens een vast percentage van de aanschafwaarde.

A
7,5%
B
8%
C
9%
D
10%

Slide 7 - Quizvraag

4. Een machine wordt afgeschreven met een afschrijvingspercentage van 10% van de boekwaarde per jaar. De aanschafwaarde is 100.000.
Wat is de boekwaarde na 2 jaar?
A
120.000
B
100.000
C
81.000
D
80.000

Slide 8 - Quizvraag

5. Met de primitieve opslagmethode...
A
deel je de indirecte kosten toe aan een product via 1 opslag
B
deel je de indirecte kosten toe aan een product via meerdere opslagmethoden

Slide 9 - Quizvraag

6. De formule om de integrale kostprijs te berekenen luidt als volgt:
A
C/P + V/W
B
C/W + V/N
C
N/C + W/V
D
C/N + V/W

Slide 10 - Quizvraag

7. De formule voor de break-even afzet is?
A
verkoopprijs min variabele kosten
B
breakeven-omzet x verkoopprijs
C
constante kosten / (verkoopprijs min variabele kosten)

Slide 11 - Quizvraag