K6 BK

K6 BK
WORTSCHATZ NL-D: Vertaal de woorden naar het Duits.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

K6 BK
WORTSCHATZ NL-D: Vertaal de woorden naar het Duits.

Slide 1 - Tekstslide

saai
A
toll
B
blöd
C
langweilig
D
leicht

Slide 2 - Quizvraag

leuk
A
toll
B
blöd
C
leicht
D
schwierig

Slide 3 - Quizvraag

dom, stom
A
toll
B
blöd
C
leicht
D
schwierig

Slide 4 - Quizvraag

makkelijk
A
langweilig
B
toll
C
leicht
D
schwierig

Slide 5 - Quizvraag

moeilijk
A
langweilig
B
schwierig
C
leicht
D
toll

Slide 6 - Quizvraag

paardrijden
A
reiten
B
Pferdreiten
C
fahren
D
laufen

Slide 7 - Quizvraag

het drumstel
A
die Gitarre
B
das Schlagzeug
C
die Stadt
D
das Hobby

Slide 8 - Quizvraag

Wortschatz NL-D
Vertaal de woorden naar het Duits en typ nu het antwoord. Denk aan HOOFDLETTERS!!!

Slide 9 - Tekstslide

saai

Slide 10 - Open vraag

leuk

Slide 11 - Open vraag

dom, stom

Slide 12 - Open vraag

makkelijk

Slide 13 - Open vraag

moeilijk

Slide 14 - Open vraag

de gitaar

Slide 15 - Open vraag

de stad

Slide 16 - Open vraag

het drumstel

Slide 17 - Open vraag

de hobby

Slide 18 - Open vraag

Wortschatz D-NL
Vertaal de woorden naar het Nederlands. Klik aan.

Slide 19 - Tekstslide

der Führerschein
A
het kampioenschap
B
het rijbewijs
C
de spier

Slide 20 - Quizvraag

die Meisterschaft
A
het kampioenschap
B
het rijbewijs
C
de spier

Slide 21 - Quizvraag

der Muskel
A
het kampioenschap
B
het rijbewijs
C
de spier

Slide 22 - Quizvraag

wichtig
A
duur
B
zenuwachtig
C
soms
D
belangrijk

Slide 23 - Quizvraag

Grammatik: haben und sein
Vertaal de woorden naar het Duits. Typ het antwoord.

Slide 24 - Tekstslide

ik ben

Slide 25 - Open vraag

jij hebt

Slide 26 - Open vraag

jij bent

Slide 27 - Open vraag

ik heb

Slide 28 - Open vraag

hij is

Slide 29 - Open vraag

wij hebben

Slide 30 - Open vraag

hij heeft

Slide 31 - Open vraag

wij zijn

Slide 32 - Open vraag

jullie hebben

Slide 33 - Open vraag

jullie zijn

Slide 34 - Open vraag

Grammatik: werkwoorden
Vul de juiste LETTER in achter de stam. Denk aan IDEWISS/ESTTENTEN

Slide 35 - Tekstslide

ich spiel_

Slide 36 - Open vraag

du spiel_

Slide 37 - Open vraag

er/sie/es spiel_

Slide 38 - Open vraag

wir spiel_

Slide 39 - Open vraag

ihr spiel_

Slide 40 - Open vraag

Sie spiel_

Slide 41 - Open vraag