1) Ik kan een beeld schetsen van de Russische samenleving rond 1900.
2) Ik kan beschrijven waarom de Eerste Wereldoorlog de situatie in Rusland rijp maakte voor een revolutie.
3) Ik kan beschrijven waarom en hoe de communisten bij hun economische politiek soms voor een idealistische en soms voor een pragmatische aanpak kozen.
4) Ik kan verschillen en overeenkomsten benoemen tussen het beleid van Lenin en Stalin.
5) Ik kan uitleggen dat de Sovjet-Unie is blijven steken in de fase van de ‘dictatuur van het proletariaat’.
6) Ik kan aan de hand van enkele voorbeelden beschrijven dat de Sovjet-Unie een totalitaire staat was.