Cours 05-04

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 1 - Quizvraag

J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
a
avons
ai
avez
as
ont

Slide 2 - Sleepvraag

Bij de volgende vragen moet je aangeven of het een présent of een passé composé is. 

Geheugensteuntje:
de passé composé bestaat altijd uit 2 delen 
(het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord)

Slide 3 - Tekstslide

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 4 - Quizvraag

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 5 - Quizvraag

elle a regardé
A
présent
B
passé composé

Slide 6 - Quizvraag

Uit hoeveel delen bestaat de passé composé?
A
1
B
2

Slide 7 - Quizvraag

Jullie hebben Parijs bezocht.
A
Vous avez visité Paris.
B
Vous allez visiter Paris.
C
Vous visitez Paris.
D
Vous avez visiter Paris.

Slide 8 - Quizvraag

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 9 - Quizvraag

Open vragen
In het laatste gedeelte van deze quiz moet je de passé composé zelf kunnen schrijven.

Als je de vormen van avoir nog niet helemaal beheerst, leer deze dan eerst weer uit je hoofd. 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Je + danser             --> J'ai dansé
2. Vous + danser       --> Vous avez dansé
3. Tu + écouter           --> Tu as écouté
4. Ils + écouter            --> Ils ont écouté
5. Nous + regarder   --> Nous avons regardé
6. Elle + regarder       --> Elle a regardé

Slide 11 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
Elle + jouer

Slide 12 - Open vraag

Zet in de passé composé:
On + danser

Slide 13 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Nous + manger

Slide 14 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Je + chanter

Slide 15 - Open vraag