Nadenken over de verschillende soorten gesprekken die je voert op stage.
In jouw eigen woorden uitleggen waar je op moet letten bij het voeren van een gesprek op stage.
In jouw eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen informeel en formeel taalgebruik.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Lessenserie Gesprekken voeren: Werk in de winkel
Oefenen!
Uitleg lessenserie en eindopdracht
Eindopdracht week 4 (toets)
In het praktijklokaal ga je in de winkel een gesprek voeren dat je ook tegenkomt op je stageplek. Er zijn 3 situaties. Je voert in totaal 2 gesprekken. Je mag zelf kiezen welke situatie je niet gaat doen.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Jullie zien straks op het bord verschillende dilemma's.
Bij elk dilemma heb je 1 minuut om te bedenken wat jij zou doen. Je vult daarna je antwoord in op je telefoon.
Daarna bespreken we het dilemma in de klas.
Opdracht 1: dilemma's
Woordenschrift!
Een dilemma is een probleem of situatie waarbij je een keuze moet maken. Een dilemma is een moeilijke keuze.
Slide 7 - Tekstslide
Je moet stage lopen vandaag,
maar ook naar het ziekenhuis met
je moeder.
Slide 8 - Open vraag
Een product is niet meer op voorraad en
de klant wordt boos.
Slide 9 - Open vraag
Je hebt je bus gemist, waardoor je te laat op je stageplek komt.
Slide 10 - Open vraag
Een klant loopt al een tijdje zoekend rond in de winkel waar jij stage loopt.
Slide 11 - Open vraag
Je stagebegeleider laat je alleen maar schoonmaken en koffie zetten.
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Je gaat straks twee filmpjes bekijken met twee voorbeelden van het welkom heten en gedag zeggen van een klant.
Wat gaat er niet of juist wel goed?
Welke woorden worden er gebruikt? (taalgebruik)
Schrijf steeds op wat jou opvalt en wat je hoort (op je werkblad)
Opdracht 2: Succescriteria
Slide 14 - Tekstslide
Filmpje 1
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Filmpje 2
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Je hebt nu de filmpjes bekeken en nagedacht over waar je op moet letten als je werkt in een winkel.
Je gaat nu in een groepje van 4 zelf bedenken wat er allemaal belangrijk is bij het voeren van gesprekken op stage.
Hulpvragen: Waar moet je op letten? Wanneer is het een goed gesprek?
Maak opdracht 3 op je werkblad.
Opdracht 3: Succescriteria
Woordenschrift!
Succescriteria helpen jou om te controleren of jij jouw doel hebt bereikt.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Ik weet wat het verschil is tussen formele en informele taal.
Ja
Nog niet
Nee
Slide 21 - Poll
Ik kan informatie uitwisselen in een formeel gesprek.
Ja
Nog niet
Nee
Slide 22 - Poll
Ik kan verbindingswoorden gebruiken in mijn eigen gesproken taal.