W6 2KL2 Herhaling H4 Voortplanting

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Herhaling thema 4 Voortplanting

Voortplanting

Planning 

• Welkom  
• Camera aan 
• Pak pen en papier
• Herhaling  thema 4 
• Formatieve Toets maken thema 4  

Goeiemorgen 

2KL2 

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen is juist?

I    Bij jongens is de balzak een voorbeeld van een primaire geslachtskenmerk, bij meisjes de borsten.

II   Bij zowel jongens als meisjes ontstaan secundaire geslachtskenmerken door hetzelfde hormoon.

A. Stelling I is juist.

B. Stelling II is juist.

C. Stelling I & II zijn juist.

D. Stelling I & II zijn beide niet juist.

Geslachtskenmerken

• Primair: aanwezig vanaf de geboorte.
• Secundair: ontstaan tijdens de puberteit.

.

Puberteit

- Groeispurt

 -Lichaam bereid zich voor op voortplanting. Je wordt vruchtbaar.

- Secundaire geslachtskenmerken 

Jongens/mannen

Teelballen

• Maken hormonen voor secundaire geslachtskenmerken.
• Productie zaadcellen vanaf de puberteit.

0

Vraag 2

In de afbeelding  van het mannelijk geslachtsorgaan hiernaast zijn een aantal onderdelen genummerd. Geef de naam van de nummers 4, 5, 7, 9 en 10.

Mannelijke geslachtorganen

Erectie

• Om in erectie te komen vult de penis zich met bloed.
• Stimuleren van de eikel kan leiden tot een zaadlozing. Hierbij verlaten miljoenen zaadcellen met zaadvocht (samen sperma) via de penis het lichaam.

Vraag 3

In de afbeelding  van het vrouwelijk geslachtsorgaan hiernaast zijn een aantal onderdelen genummerd. Geef de naam van de nummers 1, 2, 4 en 8.

Voortplantingsstelsel vrouw

Meisjes/vrouwen

Eierstokken

• Maken Geslachtshormonen, voor secundaire geslachtskenmerken.
• Rijpen eicellen vanaf de puberteit.

Ovulatie = eisprong. Rijpe eicel verlaat de eierstok en vrouw is gedurende ongeveer 24 h vruchtbaar.

Menstruatie; als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden sterft

het slijmvlies in de baarmoeder af, en verlaat het lichaam.

Vraag 4

De eerste dag van de menstruatie is op 1 februari. De eisprong is dan rond:

A. 4 februari.

B. 7 februari.

C. 14 februari.

D. 21 februari.

Bevruchting

Een zaadcel overleeft max 5 dagen, binnen deze tijd moet deze een eicel bereiken.

Bevruchting:

Samensmelten van kernen van de eicel en de zaadcel

in de eileider.

Vraag 5

Stelling I     Bevruchting vindt plaats in de baarmoeder.

Stelling II    Bevruchting vindt plaats op de eerste dag van de menstruatie.

Stelling III   Er kan maar één zaadcel de eicel binnendringen.

A. Alle stellingen zijn onjuist.

B. Alle stellingen zijn juist.

C. De stellingen I & II zijn juist, III is onjuist.

D. De stellingen I & II zijn onjuist, III is juist.

E. Stelling I is onjuist, II en III zijn juist.

Groei baby

In de eileider

• Bevruchte eicel gaat zich delen.

In de baarmoeder

• Klompje cellen nestelt zich in het baarmoederslijmvlies.
• Tussen moeder en embryo ontstaat een placenta.

Zwanger

• Embryo, eerste 8 weken. Nu ontstaan alle onderdelen van het lichaam.
• Foetus, 8w tot aan geboorte. Alleen nog groei.
• Placenta, aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen. Afvoer van afvalstoffen. Tegenhouden van ziekteverwekkers.
• Vruchtvliezen & vruchtwater beschermen embryo/foetus.
  

Bevalling

In aantal fasen:

1. Weeën
   
2. Ontsluiting
   
3. Uitdrijving (met persweeën)
   
4. Nageboorte
   

Vraag 6

Welke fase is hier weergegeven?

A. Weeën.

B. Ontsluiting.

C. Uitdrijving.

D. Nageboorte.

Tweelingen

Twee-eiig

Twee eicellen en twee zaadcellen. Baby’s genetisch verschillend.

Eeneiig

Eén bevruchte eicel. Bevruchte eicel is bij het delen in tweeën gesplitst. Baby’s genetisch identiek.

Geboorteregeling 

Geboorteregeling: een vrouw/stelletje bepaatl of ze wel of niet zwanger wil worden

Periodieke onthouding

Geen geslachtsgemeenschap in de vruchtbare periode ronde de ovulatie

Betrouwbaarheid:

• Niet erg betrouwbaar,

het tijdstip van ovulatie is niet

precies vast te stellen

Coïtus interruptus

Voor het zingen de kerk uit

De man trekt de penis terug voordat er een zaadlozing in de vaginga komt

Betrouwhaarheid:

• Erg onbetrouwbaar

In het voorvocht zit ook spermacellen

Trekt de man wel op tijd zijn penis terug??

(vrouwen) Condoom

Een rubber hoesje dat om de penis of in de vagina zit

Het condoom voorkomt dat er sperma in de vagina komt

Betrouwbaarheid:

• Erg betrouwbaar
• Beschermt ook tegen SOA
  

De pil, prikpil en nuvaring

Deze bevatten hormonen die ervoor zorgen dat er geen eisprong komt

Betrouwbaarheid

• Erg betrouwbaar
  

Spiraaltje

Een klein voorwerp dat wordt ingebracht in de baarmoeder

Het voorkomt dat een bevrucht eitje zich kan innestelen

Betrouwbaarheid:

• Erg betrouwbaar

Menstruatie kan ook

minder heftig (pijnlijk) zijn

Sterilisatie

Man of vrouw wordt onvruchtbaar gemaakt

Alle functies zoals; menstruatie, ovulatie, productie zaadcellen gaat gewoon door

Betrouwbaarheid:

• Erg betrouwbaar
  

Sterilisatie vrouw

Basisstof 8 en 10

Lees dit stukje

over AIDS.

Vraag 7

Waarom is AIDS niet te genezen?

Doelstellingen thema 4

Doelstelling 1 t/m 10 moet je leren voor de toets.

Deze samenvatting geeft een algemeen beeld van welke onderdelen je moet kennen, maar lang niet alle details zijn behandeld.

Antwoorden

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen is juist?

I    Bij jongens is de balzak een voorbeeld van een primaire geslachtskenmerk,

bij meisjes de borsten.

II   Bij zowel jongens als meisjes ontstaan secundaire geslachtskenmerken

door hetzelfde hormoon.

A. Stelling I is juist.

B. Stelling II is juist.

C. Stelling I & II zijn juist.

D. Stelling I & II zijn beide niet juist.

Vraag 2

4: prostaat

5: zaadblaasje

7: bijbal

9: voorhuid

10: eikel

Vraag 3

2: eierstok

4: baarmoeder

8: grote schaamlip

Vraag 4

De eerste dag van de menstruatie is op 1 februari. De eisprong is dan rond:

A. 4 februari

B. 7 februari

C. 14 februari

D. 21 februari

Vraag 5

Stelling I     Bevruchting vindt plaats in de baarmoeder.

Stelling II    Bevruchting vindt plaats op de eerste dag van de menstruatie.

Stelling III   Er kan maar één zaadcel de eicel binnendringen.

A. Alle stellingen zijn onjuist.

B. Alle stellingen zijn juist.

C. De stellingen I & II zijn juist, III is onjuist.

D. De stellingen I & II zijn onjuist, III is juist.

E. Stelling I is onjuist, II en III zijn juist.

Vraag 6

Welke fase is hier weergegeven?

A. Weeën.

B. Ontsluiting.

C. Uitdrijving.

D. Nageboorte.

Vraag 7

Waarom is AIDS niet te genezen?

HIV tast het afweersysteem aan, een patiënt kan zich niet verdedigen tegen andere ziektes en daar aan sterven.